Te gevaarlijk
Accountantskantoren, met name de grote, hebben veel weg van linkse politici. Niet alleen vanwege hun niet-geloven in calculerende burgers en voor financiële prikkels gevoelige ruggengraten (althans in eigen kring), maar ook in ander opzicht. Zoals linkse politici luidruchtig pal staan voor wereldvrede, gelijke rechten, democratie en internationale rechtsorde, tenzij het ‘risicovol’ wordt, worden accountantskantoren plotseling erg schichtig bij een moeilijke controleklant.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 6, 2006
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Bij debatten over militaire vredesmissies - ook als het doel onomstreden is - rept menig sociaal bewogen parlementariër zich naar de interruptiemicrofoon om op hoge toon te vragen of de operatie niet ‘te gevaarlijk’ is. Terwijl je toch mag aannemen dat militairen juist worden ingezet omdat een situatie gevaarlijk is, anders zou je net zo goed een groepje postbodes, verandermanagers of lingeriespecialisten kunnen sturen.
Accountantskantoren hebben dezelfde houding als het om riskante controleklanten gaat. Vroeger werden die zonder veel omhaal ‘geholpen’. Dat moet je tenminste aannemen, want sinds een paar jaar vliegen ze er vooral bij de grote kantoren bij bosjes tegelijk uit, vanwege een strakker risicobeleid. Begrijpelijk, maar vanuit een maatschappelijk oogpunt en dat van het accountantsberoep als geheel is hier toch iets raars aan de hand. Want juist bedrijven waar het financiële reilen en zeilen wat ondoorzichtig is, en een controle dus geen overbodige luxe, wordt de deur gewezen, terwijl de onverdachte braveriken mogen blijven. Nog vreemder is dat die weggestuurde klanten, misschien met uitzondering van een al te zeer door de publiciteit besmet exemplaar, altijd weer een nieuwe accountant weten te vinden. Vaak tot grote verbazing van de uitzwaaiende beroepsgenoot.
Er zijn twee mogelijkheden. Of een klant is zo evident en structureel onbetrouwbaar dat een effectieve controle niet mogelijk is, en hij dus door geen enkele accountant zou moeten worden geholpen. In dat geval is er iets mis met het kantoor dat hem wel accepteert. Of, mogelijkheid twee, de afwijzende kantoren doen dat louter uit angst of gemak. Een vorm van cherry picking waarbij uitsluitend de lucratieve klanten, waaraan je je in de controle geen buil kunt vallen, worden bediend.
De waarheid zal wel ergens in het midden liggen en per geval variëren. Maar dat hier voor het beroep als geheel een probleem ligt, is zonneklaar. Een door de wetgever toegewezen taak is niet vrijblijvend. Verantwoorde risico’s horen gewoon te worden genomen. Onverantwoorde niet, maar daarvoor moet wel een alternatief bestaan.
Anders dan in politiek-militaire kwesties, waarbij de leunstoelpoliticus uiteindelijk altijd de Amerikanen wel bereid weet om naar zo’n ‘onveilig gebied’ - van Normandië 1944 tot Afghanistan nu - af te reizen, ontbreekt zo’n comfortabele noodroute voor het accountantsberoep.
Hoogleraar Jaap van Manen stelde al in 1989 voor om, naar analogie van de verzekeringsbranche, voor dubieuze klanten collectief een Accountantskantoor Terminus op te richten. Zo’n stigma is vervelend voor de desbetreffende klant, maar het schept wel duidelijkheid en werkt daarom vermoedelijk ook preventief. Er wordt nog regelmatig welwillend aan gerefereerd, maar actie is nooit ondernomen. Toch is een oplossing nodig. Anders lijkt de accountantsliefde voor de publieke functie net zo hol als de internationale solidariteit van Jan en Femke.