Do's and don'ts voor de schadeaccountant
Mede door de claimcultuur neemt het aantal schadeonderzoeken in rap tempo toe. Directeur Jan Joling van 4iTrust schreef een ‘richtlijn’ voor dit soort onderzoeken en promoveerde daarmee de schadeaccountant en zichzelf tot erkend specialist.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 6, 2006
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Als hij op de radio hoort dat er wordt gestaakt bij aardappelverwerkingsbedrijf AVB, denkt Jan Joling meteen aan de schade voor de boeren. Zolang die hun rijpe aardappelen niet kunnen aanleveren, lopen de kwaliteit en de opbrengst zienderogen terug. “Ik kijk naar de wereld door het sleutelgat van schade”, zegt Joling, die op 27 september 2005 promoveerde op De accountant en de berekening van schade*.
Eén van zijn promotoren, Marcel Pheijffer, voorspelde vijf jaar geleden al dat forensic valuation een grote groei zou doormaken. Volgens Joling is die voorspelling uitgekomen: “Ik doe sinds 1986 schadeonderzoeken en sindsdien zijn de diversiteit van de claims en de hoogte van de bedragen toegenomen, mede onder invloed van de groeiende claimcultuur. Destijds was een schadebedrag van een miljoen enorm. Maar bij Chipshol gaat het nu om € 100 miljoen en dat is nog niet eens de grootste claim ooit.”
Precies 100 miljoen?
“Nee, 95,4 miljoen.”
Chipshol
De Chipshol-zaak is een langslepende affaire, waarbij ook accountants op de vingers zijn getikt. De zaak komt er kortweg op neer dat projectontwikkelaar Chipshol eind 1993 een stuk grond van 38,5 hectare pal naast Schiphol koopt - het zogenoemde Groenenbergterrein - met de bedoeling daarvan een bedrijventerrein te maken. Van de gemeente Haarlemmermeer krijgt hij daarvoor de benodigde vergunningen, maar de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat legt op grond van artikel 38 van de Luchtvaartwet een bouwverbod op. Volgens deze wet is de exploitant van de luchthaven aansprakelijk voor de schade die uit zo’n bouwverbod voortvloeit.
Begin dit jaar bepaalde de Haarlemse rechtbank dat Luchthaven Schiphol NV de schade aan Chipshol moet vergoeden**. De rechtbank wees de claim van € 97,2 miljoen echter niet toe. Eerst moeten de strijdende partijen met behulp van deskundigen aangeven ‘in hoeverre de goede en kwade kansen op winstgevende projectontwikkeling zich vertalen in de grondprijs’. Bovendien wil de rechter horen in hoeverre de kans op een bouwverbod van invloed kan zijn geweest op de grondprijs van het
Groenenbergterrein in de periode die aan het bouwverbod voorafging.
Niet ver uiteen
Het voert te ver om uit te leggen hoe Joling precies aan het bedrag van 95,4 miljoen komt. Maar het komt er in grote lijnen op neer dat hij heeft berekend hoeveel Chipshol per vierkante meter had kunnen verdienen met de verhuur en verkoop van bedrijfspanden. De gemaakte ontwikkelingskosten van het terrein heeft hij daarbij opgeteld.
Dat Chipshol bij 4iTrust uitkwam, hoeft volgens Joling weinig verbazing te wekken. “De onafhankelijkheidsvoorschriften beperken de speelruimte van de forensic accountants van de grote kantoren. Als je voor Schiphol of de desbetreffende overheidsinstanties de boeken controleert, mag je dit soort zaken niet behandelen. De controlecliënt kan er immers belang bij hebben de schade zo hoog of juist zo laag mogelijk vast te stellen. Overigens kunnen de uitkomsten van de berekening, als je de juiste methodiek hanteert, nooit ver uiteenlopen.”
Pootaardappelen
Over die methodiek zei de Hoge Raad al bijna dertig jaar geleden in het zogenoemde Pootaardappelen-arrest dat je bij de berekening van winstderving de redelijke winstverwachting van de benadeelde concreet moet beoordelen.
Joling: “Je moet er dus niet zomaar van uitgaan dat een stuk grond door de inflatie € 105 per vierkante meter zou hebben opgebracht, omdat het in het jaar daarvoor € 100 was. Je moet kijken naar de concrete omstandigheden, zoals het gemiddelde oogstresultaat en de marktprijsontwikkelingen in het jaar van de schade. In dit geval is de schade beperkt gebleven, omdat de boer de grond alsnog had gebruikt voor bonenteelt.”
Vergeleken bij de investigations in fraudezaken lijken schadeonderzoeken niet de spannendste werkzaamheden van 4iTrust. Maar er bestaat duidelijk behoefte aan dit soort onderzoek bij de opdrachtgevers: ondernemingen die zijn benadeeld door andere ondernemingen of door de overheid, bedrijven die bijvoorbeeld milieuschade moeten vergoeden, andere schadeplichtige partijen, verzekerden die een claim indienen onder een bedrijfsschadeverzekering en civiele rechters.
Onafhankelijk instituut
Joling schat dat er jaarlijks honderden vermogensschades en tienduizenden bedrijfsschades worden onderzocht. Zijn boek is niet alleen bestemd voor de vijftien á twintig schadeaccountants die Nederland nu telt, maar vooral ook voor schade-experts, bedrijven, verzekeraars, overheidsinstanties, de rechterlijke macht en advocaten. En niet te vergeten: studenten. Jan Joling doceert forensische accountancy aan NIVRA-Nyenrode, alwaar hij in januari 2006 een studie- en onderzoekscentrum voor vermogens- en bedrijfsschades heeft geopend. Daar wil hij niet alleen research gaan doen naar schadekwesties en gegevens verzamelen over verschillende schades en rechterlijke uitspraken maar ook een rol gaan vervullen als onafhankelijk instituut voor het onderzoeken van vermogens- en bedrijfsschadekwesties.
Assurance-opdracht
In zijn boek heeft Joling op basis van de weten regelgeving, van literatuur en rechterlijke uitspraken al uitgezocht waaraan onafhankelijke schadeberekening moet voldoen. Hij heeft de regelgeving voor gewone en forensische accountants naast de praktijk van de schadeonderzoeken gelegd en daaruit een ‘richtlijn’ schadeonderzoeken gedestilleerd.
Joling vindt dat de schadeaccountant zo helder mogelijk moet rapporteren. Eén van zijn belangrijkste conclusies is dan ook dat het schadeonderzoek door accountants moet worden gezien als een assurance-opdracht en zou moeten vallen onder RAC 3000. “Nu wordt het vaak gezien als bijzonder onderzoek, waardoor een conclusie ontbreekt en de accountant bewoordingen gebruikt als ‘niet is gebleken dat etc.’. Dat is voor de opdrachtgever nogal vaag.”
De richtlijn van Joling telt 47 bepalingen en is grotendeels gestoeld op de praktijk. Toch presenteert hij een en ander slechts als ‘aanzet’. Joling: “Uit bescheidenheid en omdat een dergelijke richtlijn nooit in één keer honderd procent af kan zijn. Er valt nog genoeg te onderzoeken.”
Noot
* Jan Joling: De accountant en de berekening van schade, SDU Uitgevers.
** Zie www.rechtspraak.nl, LJN AS2352.