Controle en advies: bijdrage vanuit de wetenschap
Wetenschappelijk onderzoek toont al jarenlang stelselmatig aan dat de combinatie van controle en advies in ieder geval volgens de gebruikers van de jaarrekening de onafhankelijkheid van de accountant bedreigt, stelt Harold Hassink. ‘Uiteindelijk gaat het om de belangen van het maatschappelijk verkeer.’
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 4, 2005
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Harold Hassink
De Nordemann-lezing van AFM-bestuurder Paul Koster heeft heel wat stof doen opwaaien (zie ‘de Accountant’, oktober 2005). De discussie ging tot nu toe vooral over de vraag of Koster deze uitspraken mocht doen (trias politica-argument), of ze goed getimed waren (tijdens het wetgevingsproces) en of het wel zo hoffelijk was het beroep niet vooraf te informeren over de inhoud van de lezing. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat niet of nauwelijks is gediscussieerd over de boodschap zelf.
Terug naar de kern: de combinatie van controle en advies door accountants. Naar dit onderwerp wordt al sinds de jaren zestig empirisch onderzoek verricht. Wat zijn de belangrijkste bevindingen? Recent is een onderzoek verschenen in het tijdschrift Accounting Forum (R. Quick en B. Warming-Rasmussen, The impact of MAS on perceived auditor independence-some evidence from Denmark, volume 29, 2005, pages 137-168). De auteurs geven een uitvoerig overzicht van vier decennia empirisch onderzoek naar de combinatie advies (management advisory services) en de gepercipieerde onafhankelijkheid van accountants.
Ze bespreken diverse theoretische modellen waarin het aanbieden van adviesdiensten aan controleklanten een bedreiging vormt voor de onafhankelijkheid: adviesdiensten maken de controleklant extra belangrijk vanuit financieel perspectief, advieswerk zorgt voor een te intieme relatie met de controleklant met het verlies van een gezonde kritische houding als gevolg, en adviesdiensten verminderen het seizoenspatroon in de werkzaamheden hetgeen wederom vanuit financieel perspectief aantrekkelijk is voor de accountant. Een enkele onderzoeker heeft geopperd dat advieswerkzaamheden de onafhankelijkheid van de accountant juist versterkt doordat de onderneming meer te verliezen heeft bij het stopzetten van de controleopdracht; in dat geval verdwijnt namelijk ook een goed ingevoerde adviseur.
De auteurs bespreken 48 empirische studies naar de relatie tussen adviesdiensten en gepercipieerde onafhankelijkheid waarin aandacht is voor de perceptie van drie groepen betrokkenen: opstellers (cfo’s en financieel managers), gebruikers (analisten, aandeelhouders etc.) en controleurs van jaarrekeningen (externe, interne en overheidsaccountants). In 31 van de 48 studies is een negatief verband vastgesteld tussen het aanbieden van adviesdiensten en de onafhankelijkheid van de accountant zoals gepercipieerd door de gebruikers van jaarrekeningen. De overige studies vinden of geen of een positief verband. In deze laatste groep studies waren opstellers en accountants relatief sterk vertegenwoordigd. De genoemde onderzoeken hebben op verschillende manieren de relatie tussen adviesdiensten en gepercipieerde onafhankelijkheid vastgesteld; vooral in surveys en in mindere mate in experimenten en op basis van bestaande data. Naast dat via vragenlijsten een negatief verband is vastgesteld, blijkt er ook een negatief verband te bestaan tussen de omvang van de aangeboden adviesdiensten door de controlerend accountant en de schuldrating van de onderneming, de koersontwikkeling van het aandeel van de onderneming en de kans dat voor het voorstel tot herbenoeming van de accountant wordt gestemd.
Hoewel niet alle empirische studies in dezelfde richting wijzen kan zowel vanuit theoretisch als empirisch perspectief worden geconcludeerd dat advieswerkzaamheden een bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant, in ieder geval volgens gebruikers van jaarrekeningen.
De meeste van de 48 studies vonden plaats in Engelssprekende landen. Maar ook in de Nederlandse context is al in de jaren tachtig door het Limperg Instituut vastgesteld dat het niet helemaal goed zat met de gepercipieerde onafhankelijkheid van accountants. Slechts iets meer dan de helft van de aandeelhouders en bankiers waren toen van mening dat accountants onafhankelijk genoeg van hun opdrachtgevers waren en ongeveer veertig procent van de aandeelhouders en ondernemingsraadsleden zag de combinatie controle en advies niet zitten.
Sinds 2003 zijn de Nadere Voorschriften inzake Onafhankelijkheid van kracht. Mij lijkt het nog te vroeg om te concluderen of de ze de onafhankelijkheid van de accountant daadwerkelijk hebben versterkt. Een probleem van deze regels is de zelftoetsing. Misschien niets mis mee vanuit het perspectief van het verbeteren van de onafhankelijkheid, maar geen sterk signaal naar het maatschappelijk verkeer.
De Amerikaanse top-onderzoeker Francis (J.R. Francis, British Accounting Review, What do we know about audit quality?, volume 36, 2004, pages 345-368) zegt over de combinatie van controle en advies: “in my view this is a losing public-relations battle and I believe the time has come for the accounting profession to stop providing non-audit services for audit clients”.
Afgaande op de reacties van de afgelopen weken zou dit een drastisch besluit zijn. Echter, wanneer uit nader onderzoek zou blijken dat de Nadere Voorschriften uiteindelijk niet bijdragen aan het herstel van vertrouwen in de onafhankelijkheid van de accountant, is het onvermijdelijk dat scheiding tussen controle en advies (opnieuw) op de (politieke) agenda komt.
Juist omdat het maatschappelijk verkeer zorgen heeft over de onafhankelijkheid van de accountant, in combinatie met het feit dat het maatschappelijk verkeer geen stem heeft, is het vreemd dat de Autoriteit Financiële Markten als hoeder van het maatschappelijk belang zich publiekelijk niet zou mogen uitspreken over dit onderwerp. Waarom moet overleg zich beperken tot het besloten verkeer van de directiekamers van de raden van bestuur van de grote kantoren? Uiteindelijk gaat het toch om de belangen van het maatschappelijk verkeer?
Overigens hoeft geen enkele accountant zich persoonlijk aangesproken te voelen. Het gaat immers niet om de vraag of in individuele gevallen de kwaliteit van de controle lijdt onder het gegeven advies. Het draait om het beeld dat bij de samenleving wordt opgeroepen; niet onbelangrijk voor een beroep dat bestaat bij de gratie van maatschappelijk vertrouwen.
Noot
Harold Hassink is hoogleraar accountantscontrole aan de Universiteit Maastricht.
Gerelateerd
PwC beperkt advieswerk voor controleklanten in VS
PwC wil het advieswerk bij Amerikaanse controlecliënten gaan beperken, om mogelijke belangenconflicten te voorkomen.
'Partijdigheid accountants is vaak onbewust'
Accountants hebben sterke prikkels om hun klanten gelukkig te houden. Dat gebeurt niet altijd bewust, maar het is wel een van de belangrijke oorzaken van boekhoudschandalen.
Pheijffer: 'Scheiding controle en advies is logische ontwikkeling'
De plannen van de internationale EY-organisatie om controle en advies te scheiden, passen in een al langer lopende discussie. Dat stelt hoogleraar Marcel Pheijffer...
Opsplitsing EY als businessmodel
EY heeft aangekondigd advies te zullen scheiden van de controletaken. Jan Bouwens vraagt zich af of het voeden en verkopen van adviesactiviteiten onderdeel is van...
Scheiding audit en advies, een discussie voor de bühne
Als accountants gewoon de onafhankelijkheidsregels volgen, is een nieuwe discussie over een scheiding tussen accountants en consultants niet nodig.