Coachen
In het licht van de economische opmars der Aziaten hoor je wel eens de verzuchting: wat doen we straks in Nederland zelf nog voor ons brood? Dat is niet zo moeilijk. De ene helft van Nederland zit al in het adviesvak, de andere helft gaat straks coachen.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 4, 2005
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Een vriendin vertelde mij alweer een paar jaar terug enthousiast over haar ‘coachees’. Ik meende daarin de naam van een legendarisch indianenopperhoofd te herkennen (ik ben van de Winnetougeneratie), maar het bleek te gaan over de door haar ‘gecoachten’. Inmiddels zijn de term en het beroep gewoon geworden.
Niet alle gecoach is natuurlijk onzin, maar de opmars van het verschijnsel en de bijbehorende terminologie hebben veel te maken met een angst voor openlijke autoriteit of ‘het beter weten’. De tijden van zelfgehaakte kringgesprekken en in vaseline gedrenkte ‘kommunikaatsie naar elkaar toe’ zijn weliswaar voorbij, maar gebleven is de krampachtige omgang met leiderschap. De Amerikaanse boss is in Nederland onbekend, althans officieel. Baas? Haha! U bedoelt onze coördinator of coach!
Neem het onderwijs. Onder leiding van een reeks PvdA-ministers, met tabakspijp- en fotorolletjesdeskundige Jos van Kemenade als ideologisch aanvoerder, is het Nederlandse onderwijs jarenlang stelselmatig ontmanteld. Klassikale kennisoverdracht door een ‘alwetende’ leraar - ‘baas’ - is via middenschool, basisvorming en studiehuis uitgekleed tot het huidige ‘leren leren’. In jargon: van kennis- naar ‘competentiegericht’ onderwijs. Ietwat gechargeerd: je krijgt geen kennis meer bijgebracht door iemand die het beter weet, maar leert slechts hoe je het moet opzoeken. Met de leraar als coach die de naar kennis dorstende pubers - die volgens deze ideologie allemaal dezelfde studieuze instelling hebben - op weg helpt.
Ook ministers grijpen naar de coach. De afgetreden staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Annette Nijs, belde naar eigen zeggen vijf uren per week met haar persoonlijke coach, Yan de Rooy (waarom heten zulke mensen trouwens nooit gewoon Jan?). En uit KPMG-onderzoek bleek dat ook een kwart van de managers over een eigen coach beschikt. Een bedrijfje dat zich sinds kort toelegt op ‘telefooncoaching’ komt in een eigen onderzoekje zelfs tot vier op de tien.
Coachen is een industrie geworden, met een heuse beroepsvereniging, de Nederlandse Orde van Beroepscoaches. Deze hanteert de volgende definitie: ‘Het strategisch en tactisch aanwenden van voornamelijk psychologische, spirituele, en communicatieve vaardigheden en technieken, teneinde een individu of groep op eigen kracht bepaalde, zelfgekozen doelen te laten bereiken.’ Vooral dat spirituele maakt indruk.
Coachen en de angst voor leiderschap dringen door in alle lagen van de samenleving, zelfs de meest onbenullige, getuige het antwoord van een deelneemster aan het infantiele pulptelevisieprogramma Expeditie Robinson op de vraag wie tot leider van de groep was gekozen: “We hebben geen leider, we hebben een coördinator.”
In de coaching-winkel is er voor elk wat wils. De beroepsvereniging onderscheidt maar liefst acht specialisaties, van het zeer persoonlijke counseling tot corporate coaching. Inderdaad, dat laatste betreft het coachen van maar liefst ‘de gehele organisatie’. Een geruststellende gedachte, in deze competitieve economische tijden. Enige vraag die nog rest: wie coacht al die coaches eigenlijk?