Duidelijker wetgeving is gewenst
Twee wetsvoorstellen over financiële verslaggeving wachten op Kamerbehandeling. Volgens Peter Sampers zouden een paar aanpassingen de (internationale) transparantie ten goede komen.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 4, 2004
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Peter Sampers
In het kader van de aanpassing van de wettelijke basis voor financiële verslaggeving in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
wachten twee wetsontwerpen op parlementaire behandeling. Deze voorstellen definiëren onder andere het wettelijke kader voor de verplichte toepassing van IAS door beursfondsen met ingang van 2005.
De betrokken beursfondsen hebben hun IAS-openingsbalans per 1 januari 2004 al op moeten maken. Het is wenselijk dat dit soort belangrijke wetgeving in de toekomst tijdig wordt afgerond, ruim voor het moment van feitelijke ingang. Belangrijker nog is dat de Kamer een aantal noodzakelijke verbeteringen aan laat brengen in de wetsontwerpen.
Wetsvoorstel 28220 heeft met name betrekking op het verbieden van de directe afboeking van het eigen vermogen van goodwill en het mogelijk maken van vrijwillige toepassing van IAS voor ondernemingen die niet zijn onderworpen aan de IAS-verordening van de Europese Unie. Wetsvoorstel 29737 bevat drie elementen: de uitvoering van de IAS-verordening van de EU, de aanpassing van de Nederlandse wetgeving aan de zogenaamde fair-valuerichtlijn van de EU (conform IAS 39), en de bevraging van de externe accountant in de algemene vergadering van aandeelhouders. Waarlijk een veelomvattend pakket.
Ten aanzien van wetsvoorstel 28220 zijn twee opmerkingen te plaatsen. Dat voor beursgenoteerde ondernemingen directe afboeking van het eigen vermogen van goodwill eindelijk verboden wordt, is toe te juichen. Op dit punt loopt de Nederlandse wetgeving al jaren achter bij de internationale best practice. Het is echter onbegrijpelijk dat de wetgever ervoor kiest activering met systematische afschrijving verplicht te stellen, terwijl IFRS 3 verplicht tot activering gecombineerd met impairment testen en een afschrijvingsverbod voor beursfondsen.
Waarom een verschil creëren tussen de verslaggeving door beursfondsen en niet-genoteerde ondernemingen? Het argument van de minister - de complexiteit van de impairment test en de daarmee samenhangende administratieve lasten - is vergezocht en doet geen recht aan de heersende internationale opvattingen op dit punt. Op zijn minst zouden ook niet-beursgenoteerde bedrijven moeten kunnen kiezen voor activering met impairment-testen. Vooral voor zelfstandig rapporterende dochterbedrijven van beursfondsen is dit belangrijk. Die bedrijven moeten ten behoeve van de moedermaatschappij testen op impairment en tevens, als de wet niet wordt aangepast, verplicht goodwill afschrijven, hetgeen tot dubbele administratieve lasten zal leiden.
Wetsvoorstel 29737 vertoont op drie punten ernstige gebreken. Dat de Nederlandse wetgever een aantal in de EU-verordening opgenomen faciliteiten niet overneemt, met name uitstel van de verplichte invoering van IAS tot 2007 voor ondernemingen die alleen ter beurze genoteerde schuldtitels uit hebben staan of als primaire grondslag voor hun jaarrekening andere internationaal aanvaarde verslaggevingsstandaarden hanteren, was al langer duidelijk. Dit is nadelig voor een bepaalde groep in Nederland gevestigde bedrijven, maar ook voor de reputatie van Nederland als aantrekkelijke vestigingplaats voor internationaal opererende financierings- en houdstermaatschappijen. Een gemiste kans.
Problematischer is dat het wetsvoorstel niet expliciet regelt dat Nederlandse ondernemingen ervoor kunnen kiezen de geconsolideerde jaarrekening volgens IAS op te stellen en de enkelvoudige in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De wetgever houdt vast aan de interpretatie dat de geconsolideerde jaarrekening deel uitmaakt van de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening. In Nederland is dit een algemeen aanvaard uitgangspunt, maar buiten onze landsgrenzen allerminst. Internationaal wordt de geconsolideerde jaarrekening gezien als een disclosure-document dat als primaire doel heeft te voorzien in de informatiebehoefte van beleggers. De enkelvoudige jaarrekening heeft daarbij veel meer een verantwoordingsfunctie naar aandeelhouders en een rol in het kapitaalbeschermingsrecht.
Als de doelstelling van de wetgever is ‘gebruik van de geharmoniseerde jaarrekeningvoorschriften door Nederlandse ondernemingen mogelijk te
maken’ (bladzijde 2, Memorie van Toelichting, Wetsvoorstel 29373) dan verdient het aanbeveling ook op dit punt de internationale regelgeving te volgen en de koppeling tussen de geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekening los te laten.
Een laatste kritiekpunt op dit wetsvoorstel betreft artikel 362, lid 8. Daarin wordt toegestaan dat ondernemingen de jaarrekening opstellen volgens de door de Europese Commissie goedgekeurde IASB-standaarden. Daarmee wordt vrijwillige toepassing beperkt tot standaarden die het zogenaamde endorsement-proces hebben doorlopen.
Voor de geconsolideerde jaarrekening van beursgenoteerde ondernemingen geeft de Europese Commissie de mogelijkheid definitieve standaarden waarvoor het Europese goedkeuringproces nog niet is afgerond toch toe te passen. Dit is belangrijk in situaties waarin het goedkeuringproces te lang duurt en in situaties waarin internationale vergelijkbaarheid belangrijk standaarden niet verplicht wordt gesteld is logisch, maar waarom vrijwillige toepassing wordt verboden is onbegrijpelijk. Deze beperking belemmert ondernemingen in de mogelijkheid nieuwe ontwikkelingen tijdig te volgen. Voor beursfondsen kan bovendien het probleem optreden dat in het kader van internationale vergelijkbaarheid en erkenning door buitenlandse beurstoezichthouders, met name de SEC, toepassing van nog niet-goedgekeurde definitieve standaarden wenselijk is, terwijl dit volgens het huidige wetsvoorstel in de enkelvoudige jaarrekening niet kan. Dat dit transparantie van de verslaggeving niet ten goede komt moge duidelijk zijn.
Aanpassing van de huidige wetsvoorstellen zou de kwaliteit en transparantie van de financiële verslaggeving door Nederlandse ondernemingen ten goede komen.
Noot
Peter Sampers is als vice-president Policies & Directives bij Koninklijke Philips Electronics NV verantwoordelijk voor de door het bedrijf gehanteerde verslaggevingsstandaarden.