Magazine

'Voor mij gelden behalve vaktechnische ook maatschappelijke normen'

Accountants hebben soms bijzondere klanten of specialisaties. In deze dertiende en laatste aflevering: charitatieve instellingen.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 4, 2003

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

De specialist

Elke euro die binnenkomt, moet publiekelijk worden verantwoord. Want onduidelijkheid over de juiste besteding van het geld leidt direct tot onvrede bij de gulle gevers. En dat is dodelijk in de ‘markt van goede doelen’, waar een moordende concurrentie heerst.

Voorwaar, een enorme uitdaging voor een accountant die charitatieve instellingen tot zijn klanten mag rekenen. Harry Hibma, partner bij Deloitte is zo’n RA. Zijn werkzaamheden bestaan hoofdzakelijk uit het controleren van profit-ondernemingen in de regio Amsterdam. Daarnaast licht hij jaarlijks de boeken door van instellingen die geld inzamelen voor goede doelen, zoals bijvoorbeeld SOS-Kinderdorpen.

Hibma: “SOS-Kinderdorpen zet zich wereldwijd in voor kinderen die er helemaal alleen voor staan. Speciaal voor deze kinderen bouwt men huizen in hun eigen land waar ze samen met lotgenootjes liefdevol worden opgevangen door een SOS-moeder. Er zijn meer dan 430 dorpen in 132 landen.”

Maatschappelijke verantwoordelijkheid

Een accountant van charitatieve instellingen draagt zijn gebruikelijke maatschappelijke verantwoordelijkheid, vindt Harry Hibma. “Je moet dus in de eerste plaats controleren of de jaarrekening volgens de regels van de Raad voor de Jaarverslaggeving is opgesteld. Hierbij geldt in het bijzonder Richtlijn 650 voor fondsenwervende instellingen. Daarnaast gelden de eisen die verbonden zijn aan het CBF-Keur. Dat is het kwaliteitskeurmerk voor goede doelen, toegekend door het Centraal Bureau Fondsenwerving. Het CBF kijkt onder andere of het geld wel terechtkomt bij de goede doelen waarvoor het is ingezameld en of er dus niet te veel geld aan de strijkstok blijft hangen. Zo geldt als dwingende voorwaarde dat van het ingezamelde geld niet meer dan 25 procent mag worden uitgegeven aan de kosten van fondsenwerving. De rest moet daadwerkelijk besteed worden aan goede doelen. Het CBF controleert regelmatig of de charitatieve instellingen nog aan de normen voldoen. Als controlerend accountant dien ik uiteraard ook de normen van het CBF in mijn werkzaamheden te betrekken.”

Maximale openheid

SOS-Kinderdorpen is een internationale organisatie met het hoofdkantoor in Oostenrijk. De inzameling van geld gebeurt in diverse landen, waaronder Nederland. De uitvoering van de projecten wordt gecoördineerd vanuit Oostenrijk. Hibma: “Ik kijk met name naar de manier waarop de organisatie in Nederland functioneert. Gebeurt dat wel efficiënt genoeg? Staat het bedrag dat aan campagnes wordt uitgegeven wel in de juiste verhouding tot de opbrengst ervan? Of het ingezamelde geld uiteindelijk op de goede plaats terechtkomt, wordt gecontroleerd in Oostenrijk. Maar ik kijk wel of de internationale organisatie van
SOS-Kinderdorpen betrouwbaar is. Want in mijn eindoordeel over de Nederlandse afdeling van de organisatie moet meewegen of het geld goed wordt besteed.”

Een charitatieve instelling moet elke euro kunnen verantwoorden voor het publiek. Daarom is maximale openheid essentieel. Hibma: “Elke activiteit moet uitgebreid worden beschreven en verantwoord. Je kunt niet volstaan met een vage omschrijving. Daarnaast vind ik dat charitatieve instellingen hun jaarverslag zo breed mogelijk moeten verspreiden onder hun donateurs en belangstellenden. SOS-Kinderdorpen maakt jaarlijks een populaire, verkorte versie, voor deze groep.”

Eigen vermogen

Charitatieve instellingen staan in de schijnwerpers. Denk bijvoorbeeld aan de ophef die ontstond over het salaris van interim-manager Rolph Pagano van Foster Parents Plan. Toen bekend werd dat hij 18.000 euro per maand verdiende, leidde dit tot enorme imagoschade en een forse inkomstendaling bij deze organisatie. Naar aanleiding hiervan publiceerden diverse kranten artikelen waarin schande werd gesproken over de hoogte van de eigen vermogens van charitatieve instellingen.

Als reactie hierop werd een commissie ingesteld onder leiding van voormalig Shell-topman Cor Herkströter. Deze commissie heeft het afgelopen jaar maatschappelijke normen opgesteld voor het vermogens- en beleggingsbeleid van organisaties die geld inzamelen voor goede doelen. De commissie deed ook enkele aanbevelingen.

Harry Hibma: “Zo wordt het charitatieve instellingen verboden om nog eigen vermogen te hebben zonder duidelijke bestemming. De commissie Herkströter ziet het liefst dat de fondsenwervende instellingen de middelen die zij hebben verkregen continu zo snel mogelijk aanwenden voor het verwezenlijken van hun doelstellingen. Natuurlijk mag men er kasgeld op na houden om kosten te betalen. Maar geld dat nu wordt ingezameld voor bijvoorbeeld een project in Kenia moet ook daadwerkelijk daaraan besteed worden. Dan maakt het niet uit dat om organisatorische redenen het project pas over een jaar van start gaat. Vanaf het moment dat het geld wordt ingezameld, is het gereserveerd voor het project en behoort het tot het bestemde deel van het eigen vermogen.”

Maatschappelijke normen

Hibma is tevreden met de aanbevelingen van de commissie Herkströter. “Ik vind dat ik mij als registeraccountant bij de controle van charitatieve instellingen behalve door vaktechnische principes en de kwaliteit van de organisatie ook moet laten leiden door maatschappelijke normen. Ik juich dat niet alleen toe omdat de publieke opinie daar recht op heeft, maar ook voor het functioneren als accountant is het een goede zaak. Want niets is zo gevaarlijk als je naam verbinden aan een charitatieve instelling die slecht functioneert.”

Adrie Boxmeer is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.