Handelen naar de feiten
Naast het ‘axiomatisch voorbehoud’ is er geen andere vakterm waarmee je het publiek zo de kast opjaagt als het begrip ‘materialiteit’.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 4, 2003
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
De reden hiervoor is niet zozeer dat de term voor buitenstaanders lastig te begrijpen is. Veel eerder ligt de reden in de verdenking dat de term wordt gebruikt om iets te camoufleren wat niet door de beugel kan. De term is min of meer publiek gemeengoed geworden sinds de openbare verhoren van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid. In die verhoren werd ‘materialiteit’ aangevoerd als verontschuldiging voor het feit dat er ondanks een vermoeden van fraude toch een goedkeurende verklaring was verstrekt. In mijn optiek volledig terecht, maar in de ogen van het publiek uiterst verdacht. En zoals bekend is het publiek zelden bereid zijn mening op te schorten tot er nadere bewijzen op tafel liggen. Nog steeds ondervinden we als beroepsgroep de nadelige gevolgen van dat fenomeen.
Het verschijnsel doet zich overigens niet alleen voor onder niet-accountants. Ook uit eigen kring is met verontwaardiging gereageerd op het vermeende ontkennen en ontwijken van de betrokkenen: het NIVRA had allang een klacht bij de Raad van Tucht moeten indienen. Gemakshalve ziet men dan over het hoofd dat de klager dan wel over een goed onderbouwd dossier met voldoende harde feiten moet beschikken. Maar ik moet voorzichtig zijn, want als directeur van de beroepsorganisatie ben ik partij en heb ik op voorhand de schijn tegen. Ik beperk me daarom liever tot de moraal van het verhaal.
Die moraal is dat we als accountant een onafhankelijk oordeel vellen op basis van feiten. Ik zeg niet dat we de maatschappelijke realiteit ter zijde moeten leggen. Maar evenmin moeten we ons laten leiden door druk of emoties van belanghebbenden. Een accountant komt tot zijn oordeel en houdt vervolgens zijn rug recht, zowel ten opzichte van cliënten als ten opzichte van het maatschappelijk verkeer. Het is de opstelling die spreekt uit de woorden van Hans Blokdijk in het januarinummer van ‘de Accountant’: “Geachte cliënt, u kunt zeggen wat u wilt en ik zal daar goed naar luisteren, maar ik ben degene die de strekking van de accountantsverklaring bepaalt.” Dat betekent dat we intensief met betrokkenen moeten discussiëren over de inhoud van het begrip ‘materialiteit’ in relatie tot de jaarrekening (zoals dat in deze ‘de Accountant’ ook gebeurt), maar ook dat we de term nooit gebruiken als excuus om bepaalde uitkomsten te bagatelliseren of niet verder aan te pakken.
Daarom zouden ‘ongecorrigeerde verschillen’ eigenlijk niet mogen voorkomen in de praktijk van de accountant. De accountant zou erop moeten staan dat die verschillen gecorrigeerd worden, los van het feit of ze ‘materieel’ zijn. Dus niet alleen oordelen op basis van feiten, maar ook daar naar handelen. Een dergelijke opstelling zou onze positie ten goede komen.
Gert Smit
algemeen directeur