Het andere Rijnland
De tegenstelling Rijnland-Angelsaksisch behelst meer dan de 'durfkapitalisten' waarover eerder in 'de Accountant' werd gedebatteerd. Beide benaderingen trekken ongelijke sporen in de samenleving, waarbij het Angelsaksische aan invloed wint. Volgens Roel Soeting is een verzoening nodig tussen beide modellen, met quality of working life als centraal aandachtspunt. En ook accountants kunnen daar een concrete bijdrage aan leveren.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 8, 2007
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Roel Soeting
Tot ongeveer de eeuwwisseling was de ceo de ongekroonde koning in ondernemingsland. In navolging van econoom Kenneth Galbraith werd gesproken van managerial capitalism. Toezicht en controle op de ceo waren niet toereikend. Volgens de agency theory is het gevaar dan groot, dat de machthebber primair uit is op eigen gewin, zonodig gebruikmakende van list en bedrog. De theorie kwam uit. In bijna alle westerse landen deden zich ernstige malversaties voor, veelal leidend tot kapitaalvernietiging en het wegvallen van werkgelegenheid. Er ontstond een vertrouwenscrisis, die werd bestreden door regelgeving (bijvoorbeeld de Sarbanes-Oxley Act) en uitbreiding van controle.
De balans dreigt nu door te slaan in een andere richting, en wel naar de macht van de aandeelhouder. Ook in ‘de Accountant’ leidt dat tot debat. Ik verwijs onder meer naar het essay van Ruud Pruijm in het decembernummer 2006. Een nummer eerder kwam het onderwerp durfkapitalisten en verslaggeving in het artikel ‘Rijnlands versus Angelsaksisch’ aan de orde. De twee modellen worden echter niet uitsluitend bepaald door deze thema’s. Er zijn nog andere relevante waarden en onderstromen in het geding.
Rijnlandmodel
De aanhangers van dit model zijn vooral te zoeken bij de christendemocratische partijen. Als belangrijke principes kunnen worden genoemd: streven naar solidariteit tussen werkgevers en werknemers, subsidiariteitsbeginsel en overlegcultuur. De markt wordt erkend als ordeningsmechanisme, maar wel onder voorwaarden.
De sociale partners (corporaties) zijn bij de realisatie van deze beginselen nauw betrokken. Het gezin vormt de hoeksteen van de samenleving, risico’s worden gedwongen verzekerd. Het Rijnlandmodel is gericht op een zinvol leven voor zoveel mogelijk burgers. Daartegenover staat de verplichting voor de burger om naar vermogen bij te dragen aan de opzet en werking van de samenleving.
In het algemeen beoogt dit model een rechtvaardige samenleving te vormen met mondige burgers (civil society), die aan zieken, werkelozen en kansarmen niet voorbij gaat. In het Rijnlandmodel werd dan ook, veelal onder regie van sociaaldemocraten, een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen ingericht. Op het niveau van de onderneming ligt het doel primair op continuïteit en stake holderbelangen.
Sociaal maar kwetsbaar
Het model is aantrekkelijk vanwege de sociale en humane oriëntatie enerzijds en de gerichtheid op welvaart anderzijds. Wel is in de loop van de jaren een kwetsbare situatie ontstaan. Jan Willem Oosterwijk, secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken, deelde in het economenblad ESB van 12 januari 2007 de EU-lidstaten in drie regio’s in: de zuidelijke landen als Europese achterhoede, continentaal Europa met de Frans-Duitse as als sputterende motor, en het Noordwesten met Zweden, Denemarken en Nederland als kopgroep.
Van de West-Europese landen mag worden verwacht dat er een economisch draagvlak aanwezig is voor de verzorgingsstaat en dat verzorging, voor zover mogelijk, kan worden omgebogen tot participatie (werkgelegenheid). Dat zijn de speerpunten voor een humane samenleving. Echter alleen in de kopgroepregio is men op de goede weg. De andere regio’s blijven achter, en verder ontbreekt het daar aan geordende overheidsfinanciën. In Frankrijk bedraagt de werkloosheid onder jongeren meer dan twintig procent en onder immigranten bijna veertig procent. De wil om te hervormen ontbreekt nog wel eens. Is het voor een bestendige oplossing nodig te kiezen voor de Angelsaksische benadering?
Angelsaksisch model
Dit model hoort thuis in een ownership society. Zelfredzaamheid, particulier initiatief en vrijheid zijn gekoesterde waarden. De ordening is in beginsel gebaseerd op de tucht van de markt. Inkomensongelijkheid vormt een natuurlijk verschijnsel in een land waar zakelijke successen veel respect verkrijgen. In samenhang hiermee geeft de overheid prioriteit aan concurrentievermogen en aan het scheppen van een goed ondernemingsklimaat. Onderwijs en gezondheidszorg zijn kostbare ‘goederen’. Vrijeloonvorming en een flexibele arbeidsmarkt geven impulsen aan de werkgelegenheid, wel met veel problemen voor afvallers.
In Angelsaksische landen wordt hard gewerkt. Zo werkten werknemers in de Verenigde Staten in 2005 ongeveer 1.800 uur, tegen nog geen 1.400 uur in Nederland. Macro-economisch worden Angelsaksische landen gekenmerkt door welvaart, in de zin van nationaal inkomen, economische groei, werkgelegenheid en innovatie. Door beperkte voorzieningen en collectieve verzekeringen ontstond vooral in de VS een onderklasse, met alle gevolgen van dien zoals armoede, verloedering, verslaving en criminaliteit.
Dynamiek met keerzijde
Voorstanders van het Angelsaksische model wijzen op te verkrijgen welvaart, efficacy (doeltreffendheid), slagvaardigheid, innovatie, groei en vitaliteit als belangrijke kenmerken. De tegenstanders wijzen het model hartgrondig af in verband met de kenmerkende individualisering, het materialisme, de aandeelhoudersmentaliteit, de onvoldoende solidariteit met minder bedeelden en de te geringe zorg voor het milieu. Bovendien genereert dit type samenleving kennelijk wat te gemakkelijk een categorie leiders met een a-sociale moraal, die vooral oog hebben voor eigen belangen. De aandacht voor het sociaal kapitaal, vooral waar het the quality of working life betreft, schiet er al snel bij in. Zoals Take Ligteringen vorig jaar in het Financieel Dagblad formuleerde: “Het Angelsaksische model, waarin de manager uitsluitend aanstuurt op basis van cijfers en modellen, is zo langzamerhand een religie geworden.” In samenhang hiermee wijs ik op de keerzijde van dynamiek: vooral oudere werknemers kunnen gemakkelijk het slachtoffer worden van voortdurende reorganisaties en verandering.
Welvaart en welzijn
Het Rijnlandmodel kan worden aangemerkt als een sociale variant van het kapitalisme. Het model is welzijnvriendelijk, maar het is ook een vorm van kapitalisme, dat veel welvaart bracht. Welvaart mondt uit in materiële faciliteiten, terwijl welzijn van doen heeft met welbevinden, beleving, gevoel. Er is wel een samenhang: Welvaart is een noodzakelijke voorwaarde om aan welzijn toe te komen. Hoe welvaart te verkrijgen en te behouden?
Eerder werd naar voren gebracht dat het Rijnland kampt met structurele problemen rond werkgelegenheid, financierbaarheid van de verzorgingsstaat en (uitgezonderd de landen in Noordwest-Europa) ontregelde overheidsfinanciën. Om de problemen op te kunnen lossen is meer doeltreffendheid noodzakelijk en dan ligt een Angelsaksische benadering voor de hand. Indien echter de balans doorslaat naar het Angelsaksische materialisme, dan wordt het welzijn van de burger aangetast, terwijl ook in het bedrijfsleven meedogenloos kan worden toegeslagen. Zo ligt in de Angelsaksische praktijk het gevaar op de loer, dat de onderneming, waar mensen werken, verwordt tot handelswaar. In dat geval wordt het belangrijkste beginsel in ons bestaan, gericht op de kwaliteit van het leven, beschadigd. Mogen we dat accepteren? En kunnen we met zo’n model aankomen bij Derde Wereld-landen?
Doel onderneming
In dit stadium is het nuttig stil te staan bij het doel van de onderneming. Adviseur Piet Korteweg hield het vorig jaar in het Financieel Dagblad simpel: de doelstelling kan geen andere zijn dan het bereiken van een zo hoog mogelijke waarde ten behoeve van de eigenaar (shareholders value). Maar is deze opvatting niet wat te gemakkelijk? De belangen van de eigenaar zijn uiteraard belangrijk. Maar er zijn ook andere belanghebbenden, zoals werknemers, afnemers, en leveranciers.
Wat legitimeert, wat rechtvaardigt het bestaan van de onderneming? Vanuit maatschappelijk oogpunt is dat het voorzien in een behoefte, die in de samenleving betekenis heeft. Het doel van de onderneming houdt dan verband met het realiseren van geselecteerde diensten of producten, onder bijbehorende randvoorwaarden. Het vormen van winst is één van die voorwaarden. Deze formulering komt dicht bij Rijnlandse principes, waar de stakeholder centraler staat dan de shareholder en waarbij het binnen de categorie stakeholders vooral gaat om het sociaal kapitaal en de afnemer.
Verzoenen
Bij een poging om het Rijnland met Angelsaksische principes te verzoenen is het zaak de sociale harmonie veilig te stellen. Daartoe is aandacht nodig voor de bedrijfscultuur en de kwaliteit van de werkomgeving. Een onderneming dient een werkgemeenschap te zijn, en dan bewijst het begrip quality of working life goede diensten. Op dit terrein is in verschillende landen onderzoek gedaan, waaronder Nederland, vooral door hoogleraar Hans van Beinum in de jaren zeventig directeur van de International Foundation for the quality of working life. Alle inspanningen ten spijt, ontstond er (nog) geen sociale innovatie die tot een wezenlijke doorbraak heeft geleid. Dat is zeer teleurstellend! De vrijemarkteconomie brengt veel welvaart, het wordt echter de hoogste tijd om de nadelen van het kapitalisme terug te dringen, ten faveure van welzijn. Men kan niet verwachten, dat de kwaliteit van de werkomgeving met regelgeving en of controle kan worden verbeterd. Het heeft meer zin met kracht onderzoek te doen naar mogelijkheden en innovatie op het terrein van de interne en externe organisatie, vooral van de bedrijfscultuur en de quality of working life. Dit onderzoek moet dan wel in samenwerking met verschillende disciplines plaatsvinden.
Accountants
Daarnaast heeft het bedrijfsleven er belang bij om rechtstreeks te zoeken naar een wijze van bedrijfsvoering waarbij ook recht wordt gedaan aan het sociaal kapitaal. De accountant zou hieraan een bijdrage kunnen leveren, omdat hij uiteenlopende ervaring opdoet bij tal van ondernemingen en non profit-organisaties. Die ervaring is mede gebaseerd op onderzoek naar beheersing. En dat is nu juist een onderwerp dat de probleemstelling raakt.
Verder behoort ook overleg met management en toezichthouders tot de taken van de accountant. Wat ligt er voor een openbaar accountant meer voor de hand dan in dit overleg, waarbij de kwaliteit van de organisatie veelal centraal staat, waarde toe te voegen in de discussie over rentabiliteit en sociale harmonie? Daarnaast zouden accountants met wetenschappelijke ambities een weg kunnen zoeken in het vlak van multidisciplinair onderzoek.
Noot
Roel Soeting is emeritus-hoogleraar Universiteit van Amsterdam en onder meer ex-directeur van het Limperg Instituut en het NIVRA