Out of print: De gemeene saake
Zou een wetenschapper over een paar honderd jaar zich geroepen voelen een boek te schrijven over de Nederlandse sector van trustkantoren, net zoals dertien jaar geleden een Zeeuwse historicus een studie liet verschijnen over de achtergronden van de zeventiende-eeuwse kaapvaart vanuit Vlissingen en Middelburg?
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 9, 2014
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
'Kaapvaart' is niet, zoals soms gedacht, de vaart op bestemmingen voorbij Kaap de Goede Hoop, maar een vorm van rederij. Het verdienmodel bestond eruit dat een kapitein schepen kon 'opbrengen' (kapen) als ze voeren onder de vlag van een land waarmee je in oorlog was. De opbrengst van de buit mocht de kaper - na aftrek van een belastingpercentage - in zijn zak steken. De nette benaming luidt 'commissievaart' omdat reders slechts in deze business actief mochten zijn met een 'commissiebrief' van de hoogste autoriteit, bijvoorbeeld de Staten van Zeeland. Die stipuleerden daarin onder meer in welk gebied de reder mocht optreden en in welke havensteden hij de buit - de 'prijs' - mocht laten veilen. De Staten van Zeeland en van Holland hadden afspraken met een aantal havensteden dat hun venduhuizen de herkomst van de gekaapte schepen en van de lading controleerden. Ook moest het veilingresultaat objectief worden geadministreerd zodat duidelijk was over welk bedrag belasting kon worden geheven. Dát, maar bijvoorbeeld ook de namen van de scheepseigenaren (waarvan we een aantal nog steeds kennen, maar intussen met het predicaat ‘jonkheer'!) wordt allemaal beschreven in het boek 'Utiliteyt voor de gemeene saake' van Johan Francke.
Francke's boek, in 2001 uitgegeven door het Koninklijk Zeeuws Genootschap Der Wetenschappen in Middelburg, maakt duidelijk dat commissievaart een cruciaal onderdeel was voor de Zeeuwse economie. In de Negenjarige Oorlog, van 1688 tot 1697, was de sector goed voor 28 procent van alle inkomsten uit rederij en VOC- en WIC-handel. Bovendien was deze geprivatiseerde oorlogvoering een zeer welkome steun in de rug van de oorlogsvloot van de Admiraliteit.
Hoewel kaapvaart wezenlijk anders was dan piraterij of smokkel, doet het geschetste beeld van kaapvaarders soms wel degelijk aan Jack Sparrow denken. Er werd veel gefraudeerd en kaapvaarders hadden belang bij oorlog. Francke begint zijn boek met een gedicht uit 1630, geschreven in opdracht van Kaapvaarders, dat reageert op kritiek van tijdgenoten:
'Ons die te caep-vaert gaan, hoe dan dus onbeleeft? Ghy die ons dus veracht, en voor dieven melden, ghy gaet de Staten selfs, en prins, voor dieven schelden. De prince geeft consent, het is der Staten wil. (...) Merckt toch eens op 't profijt dat ons dees vaert gaet geven. (...) Want van 't verovert goet, het landt treckt 12 ten hondert. (...) De Admiraliteyt van Zeelandt, wel ghetuycht: wat sy een hoope geldt uyt de vrybuyt-vaerte suycht.'
Ja: het mág, het levert banen op, en de staatskas vaart er wel bij. Waar kennen we die retoriek van