Belastingnieuws - september 2014
Eén loket voor Europese btw - ANBI-clementie voor kerken - Elf proefprocedures crisisheffing - OECD-standaard definitief - Ruimere mogelijkheden juridische fusie - Minder startende bedrijven in WBSO.
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 9, 2014
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Eén loket voor Europese btw
Voor de btw over grensoverschrijdende telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten is vanaf 1 januari 2015 het vestigingsland van de klant bepalend. Veel rompslomp is te voorkomen door gebruik te maken van het zogeheten mini One Stop Shop- systeem.
Onder elektronische diensten wordt onder meer verstaan het bouwen en onderhouden van websites en software, het geven van toegang tot databanken en het geven van toegang tot muziek en films of het downloaden daarvan. De btw-regels voor dit type diensten binnen de EU zijn hinderlijk complex, maar vanaf 1 januari 2015 komt er wat meer lijn in. Die diensten worden vanaf die datum altijd belast in het land van de klant.
Dat principe geldt zowel voor particuliere als voor zakelijke klanten. in de praktische uitvoering is er echter wel een verschil: de particuliere klant betaalt de btw aan de leverancier, die deze omzetbelasting vervolgens (terug)betaalt aan de fiscus van het land van zijn klant. Een onderneming als klant daarentegen betaalt geen btw aan zijn leverancier, maar draagt die meteen af in zijn eigen land - dat is de verleggingsregeling.
In het tweede geval heeft de aanbieder van diensten dus nergens omkijken naar. Het eerste geval kan echter uitlopen op flinke administratieve lasten, want het bedrijf zou zich in elke lidstaat waar zich (mogelijke) klanten bevinden, moeten registreren. Om dat bezwaar te ondervangen hebben de belastingdiensten van de lidstaten het zogeheten mini One Stop Shop-systeem ontwikkeld. Nederlandse bedrijven moeten zich bij de Belastingdienst melden om gebruik te kunnen maken van het systeem. Het komt erop neer dat de ondernemer dan de verschillende btw-stromen administreert, maar dat de fiscus zorgdraagt voor de betalingen naar de diverse buitenlanden.
ANBI-clementie voor kerken
Alle kerkgenootschappen krijgen wat meer tijd te wennen aan de publicatieplicht waaraan ze moeten voldoen om hun ANBI-status niet te verliezen.
Sinds begin dit jaar moet een Algemeen nut beogende instelling (ANBI) via internet bepaalde gegevens openbaar maken, waaronder het rechtspersonen samenwerkingsverbanden informatienummer (RSIN) dat door de Kamer van Koophandel wordt toegekend. Individuele kerkgenootschappen beschikken over het algemeen niet over een eigen RSIN. Het aanvragen daarvan en het aanpassen van de administratie daarop kosten blijkbaar veel tijd en daarom is uitstel verleend tot 1 januari 2016. Dat betrof echter kerkgenootschappen die via een groepsbeschikking als ANBI zijn aangewezen, en dat zijn de traditionele geloofsrichtingen in Nederland. In antwoord op Kamervragen hierover heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën in juli 2014 laten weten dat de Belastingdienst de regeling nu in de praktijk zal toepassen op álle kerkelijke instellingen, ongeacht de geloofsrichting - dus ook moskeeën.
Elf proefprocedures crisisheffing
De Belastingdienst legt in elf proefprocedures de bezwaren tegen de crisisheffing 2013 voor aan de rechtbanken van Den Haag, Haarlem en Breda.
Het betreft de pseudo-eindheffing hoog loon die in 2012 werd opgelegd: een extra loonheffing van zestien procent over inkomen hoger dan 150.000 euro. Tegen die heffing werden meer dan tienduizend bezwaren ingediend. De huidige proefprocedures zijn van belang voor werkgevers die een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst hebben ondertekend: hun bezwaar wordt aangehouden totdat de rechter zich heeft uitgesproken over de proefprocedures, waarvoor 'typerende zaken' zijn geselecteerd. De eerste uitspraken worden dit najaar verwacht.
In twee individuele zaken voor de Haagse rechtbank boekten bezwaarmakers dit voorjaar geen succes. Het argument dat de crisisheffing in strijd met de wet is en met Europese verdragen, legde de rechtbank naast zich neer en net zo min is de heffing een individual excessive burden. Volgens de rechter is de wetgever met de crisisheffing 'binnen de hem toekomende ruime beleidsvrijheid gebleven'.
OECD-standaard definitief
Meer transparantie in de financiële sector, een einde aan het bankgeheim en een stap in het tegengaan van belastingontwijking door multinationale ondernemingen.
Dat verwacht de OECD allemaal van de standaarden voor automatische gegevensuitwisseling die de organisatie deze zomer publiceerde.
De meeste elementen van de standaard waren dit voorjaar al bekendgemaakt, alleen een aantal technische details ontbrak nog. De nu definitieve standaard beschrijft welke financiële informatie jaarlijks tussen overheden zal worden uitgewisseld, welke financiële instellingen moeten rapporteren, en welke rekeningen en belastingbetalers zijn inbegrepen. De informatie over bankrekeningen is inclusief saldi, rente, dividenden en verkoopopbrengsten uit financiële activa. Het betreft rekeningen die worden gehouden door zowel individuen als collectiviteiten, inclusief trustmaatschappijen en stichtingen.
De standaard gaat gelden voor ruim 120 landen. Meer dan de helft daarvan heeft inmiddels bevestigd tot implementatie over te gaan. Een 'kopgroep' van veertig landen (waaronder Nederland) heeft zich verbonden aan een tijdschema dat zal leiden tot een eerste uitwisseling van informatie in 2017.
KPMG Meijburg Caribbean signaleert op de website www.meijburgcaribbean.com dat de nieuwe OECD-standaard "naast de invloed van het Amerikaanse FATCA-regime" in de Dutch Caribbean voorziet in "een verregaande uitwisseling van informatie. Curaçao, Aruba en Sint Maarten zullen zeker worden beïnvloed".
Ruimere mogelijkheden juridische fusie
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft een aantal versoepelingen bekendgemaakt van de voorwaarden waaronder de juridische fusie kan worden toegepast.
De juridische fusie is, anders dan de aandelenfusie of de bedrijfsfusie, bij uitstek het middel om samenvoegingen of reorganisaties 'fiscaal geruisloos' te laten plaatsvinden. Dat is vooral binnen concernverband relevant.
Voor de voorwaarden waaronder de juridische fusie mogelijk is, hanteert de Belastingdienst standaarden, maar daarnaast is er voor specifieke situaties ministerieel beleid. In een besluit van juli (met terugwerkende kracht tot 30 juni 2014) heeft het ministerie een aantal nieuwe beleidsstandpunten opgenomen. De belangrijkste betreffen ten eerste verliezen en andere aanspraken die aan de verkrijgende rechtspersoon kunnen worden meegegeven en ten tweede voorwaarden voor een juridische fusie met terugwerkende kracht.
Ten aanzien van de meegegeven aanspraken: zonder verzoek aan de inspecteur kunnen voortaan verliezen worden meegegeven. Ook is het nu mogelijk aanspraken als de innovatiebox, de opwaarderingsreserve en de deelnemingsverrekening in de fusie te betrekken. Wat betreft de juridische fusie met terugwerkende kracht is het voornaamste punt dat die nu ook mogelijk is als er winst wordt genomen en bij grensoverschrijdende fusies.
Minder startende bedrijven in WBSO
De toegang van startende bedrijven tot de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) hapert.
Terwijl het totaal aantal bedrijven dat gebruikmaakt van de WBSO in 2013 licht steeg tot 22.640, nam het aantal starters af met 270 tot 3.210. Daarmee daalt het aandeel van starters in het totaal van 15,7 tot 14,2 procent, aldus de cijfers in de publicatie Het gebruik van de WBSO/RDA in 2013 van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (www.rvo.nl).
Over de hele linie is de toegang tot beide fiscale regelingen verbetert, zo blijkt. Met name het gebruik van de research en development-aftrek (RDA) steeg, met 2.300 bedrijven. Het aantal toegekende aanvragen nam toe met achttien procent. De RDA levert een extra aftrekpost op voor kosten en uitgaven in verband met speur- en ontwikkelingswerk, loonkosten uitgezonderd. In 2013 ging het om extra aftrek van in totaal 1.370 miljoen euro. Het netto verzilverde voordeel wordt geschat op 226 miljoen euro. De WBSO, die de loonkosten in verband met speur- en ontwikkelingswerk verlaagt, leidde in 2013 tot 767 miljoen euro aan afdrachtvermindering.