Bijbetalingsverplichtingen bij waardeoverdracht in 2011
Voor ondernemers die hun personeel een middelloonregeling aanbieden is de bijbetalingsverplichting bij pensioenoverdracht vaak een doorn in het oog. Minister Kamp (SZW) ziet de bijbetalingsverplichting als een van dé pensioenspeerpunten van 2011.
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 9, 2011
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Een werknemer heeft bij verandering van werkgever het recht om opgebouwde pensioenaanspraken over te dragen naar een nieuwe pensioenverzekeraar. De werkgevers zijn verplicht het verschil tussen de overdrachtswaarde en het bedrag dat een verzekeraar op basis van zijn tarief nodig heeft af te financieren. Dit wordt de bijbetalingsverplichting bij waardeoverdracht genoemd.
Betalen of ontvangen
De bijbetalingsverplichting voor inkomende waardeoverdrachten is geregeld in artikel 19 lid 3 Regeling Pensioenwet. Daarin staat dat als de overdrachtswaarde lager is dan het benodigde bedrag voor de financiering van de pensioenaansppraken het verschil ten laste komt van de nieuwe werkgever.
De bijbetalingsverplichting voor uitgaande waardeoverdrachten (voor de oude werkgever) is geregeld in artikel 26 Besluit Uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (BUPW). Daarin staat dat het verschil ten gunste of ten laste komt van de oude werkgever als de overdrachtswaarde niet gelijk is aan de waarde van het gefinancierde deel van de aanspraken. Kortom, bij een verzekerde regeling vult de oude werkgever tekorten aan, terwijl hij juist overschotten ontvangt. De overdrachtswaarde bij een middelloon- of eindloonregeling wordt bepaald op basis van een standaardtarief. In de praktijk komt dat nooit overeen met het tarief van een verzekeraar. Daarom is bij elke individuele wettelijke waardeoverdracht sprake van een bijbetalingsverplichting of een teruggave. De bijbetalingsverplichting geldt overigens niet voor werkgevers met een beschikbare premieregeling.
Rekenrente
Tot 1 januari 2008 werd de overdrachtswaarde berekend met een vaste rekenrente van vier procent. Artikel 25 BUPW bepaalt dat de overdrachtswaarde moet worden berekend op basis van marktwaardering. De marktrente wordt elk jaar op 30 september bepaald en geldt voor het hele komende jaar.
De marktrente over 2010 is vastgesteld op 4,122 procent. Dit is aanzienlijk hoger dan drie procent. Verzekeraars bepalen hun tarief met drie procent rekenrente. (Oude tarieven kunnen gebaseerd zijn op een rekenrente van vier procent. In dat geval zal door het verschil met de huidige rente van 2,984 procent een forse bijbetaling kunnen ontstaan bij de vorige werkgever in 2011.) De rekenrente voor het bepalen van de overdrachtswaarde voor 2011 is slechts 2,984 procent en daarmee voor het eerst lager dan drie procent. Kenmerkend voor het standaardtarief is dat er geen rekening wordt gehouden met kosten. Bovendien wordt gerekend met sterftetafel GBM/GBV 2000-2005, terwijl verzekeraars vaak Coll 2003, of een latere (collectieve) tafel gebruiken.
Praktijkvoorbeeld
Tom (40) treedt in dienst bij een nieuwe werkgever. Daarvoor heeft hij tien jaar bij een andere werkgever gewerkt. Zijn pensioengrondslag is constant 38.000. Bij zijn vorige werkgever heeft hij de volgende aanspraken opgebouwd:
Ouderdomspensioen 6.650
Partnerpensioen 4.655 (waarvan 2.555 uitruilbaar).
De pensioenverzekeraar van zijn vorige werkgever heeft voor deze aanspraken 58.646 gereserveerd. Zijn vorige en zijn huidige werkgever hebben allebei een middelloonregeling met een opbouwpercentage van 1,75% per dienstjaar. Indexaties worden betaald uit de overrente.
De overdrachtswaarde per 1 januari 2011 wordt als volgt bepaald:
Ouderdomspensioen 6.650 x 6,303 = 41.913
Partnerpensioen 2.555 x 2,534 = 6.476
(uitruilbaar)
Partnerpensioen 2.100 x 2,370 = 4.977 +
(niet uitruilbaar)
53.366
Oude werkgever
Dit bedrag maakt de uitvoerder van zijn vorige werkgever over naar de pensioenverzekeraar van zijn nieuwe werkgever. Omdat er een reserve is van 58.646, houdt de oude uitvoerder 5.280 over. De regeling van de vorige werkgever wordt uitgevoerd door een pensioenverzekeraar. Deze ontvangt 5.280 van de verzekeraar. De vorige werkgever is dus content dat Tom gebruikmaakt van zijn recht op waardeoverdracht. Als de pensioenuitvoerder van de vorige werkgever een pensioenfonds was geweest had hij geen geld teruggekregen.
Nieuwe werkgever
De pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever ontvangt 53.366. Op basis van wettelijke regels moet hij daarvoor voor Tom pensioenaanspraken aankopen. Deze aanspraken zijn geheel gelijkwaardig aan de oude aanspraken. Hier ontstaat slechts een verschil doordat bij de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever voortaan alle partnerpensioenaanspraken uitruilbaar zijn.
Tom krijgt bij de nieuwe pensioenuitvoerder:
Ouderdomspensioen 6.607
Partnerpensioen (uitruilbaar) 4.625
Datum van belang
Deze aanspraken zijn bepaald op basis van wettelijke rekenregels en een rekenrente van 2,984 procent. Het tarief van de verzekeraar is gebaseerd op drie procent rekenrente, sterftetafel coll2003 en andere leeftijdsterugstellingen. De verzekeraar heeft volgens zijn tarief 57.966 nodig om de aanspraken te kunnen verzekeren. De verzekeraar komt dus 4.600 te kort. Dit bedrag wordt in rekening gebracht bij de nieuwe werkgever, die verplicht is dit te betalen. Wanneer de overdrachtsdatum is vastgesteld op 31 december 2010 in plaats van 1 januari 2011 wordt gerekend met een rekenrente van 4,122 procent. De overdrachtswaarde bedraagt dan slechts 36.179. Omdat de nieuwe verzekeraar 57.966 nodig heeft om deze aanspraken te verzekeren, moet de nieuwe werkgever een rekening betalen van 21.787. In dit voorbeeld pakt de wijziging van de rekenrente naar 2,984 procent goed uit voor de nieuwe werkgever.
Onverklaarbaar
Werkgevers worden regelmatig verrast met een voor hen onverklaarbare rekening van de pensioenverzekeraar, omdat een werknemer kiest voor een waardeoverdracht. Minister Henk Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 16 juni 2011 in een brief twee mogelijke oplossingen genoemd waarvoor echter wel een wetswijziging nodig is. Het betreft:
- geen recht op waardeoverdracht zolang de werkgever door de bijbetalingslasten aantoonbaar in financiële problemen zou komen te verkeren;
- het stellen van een bepaalde grens aan de hoogte van de bijbetalingslast. Bij een hogere bijbetalingslast is de uitvoerder niet verplicht mee te werken aan de waardeoverdracht.
Deze varianten worden nader uitgewerkt. Gestreefd wordt naar een wetswijziging per 1 januari 2012.
Noot
Robbert van Woerden is senior pensioenspecialist bij en eigenaar van Pensioen 51.
Gerelateerd
Vrouwen draaien minder werkuren en krijgen fors minder pensioen
Gepensioneerde vrouwen ontvangen gemiddeld 40 procent minder pensioen dan mannen. Dit verschil komt vooral doordat vrouwen gemiddeld minder werken dan mannen, wat...
Bijna helft van zzp'ers heeft 'pensioenspijt'
Bijna de helft (44 procent) van de zzp'ers heeft spijt dat ze niet eerder zijn begonnen met pensioenopbouw. Twee derde (64 procent) heeft het gevoel dat hun pensioen...
AFM: pensioenfondsen niet duidelijk genoeg over risico's
Pensioenfondsen informeren deelnemers niet goed genoeg over de negatieve gevolgen en risico's van hun besluiten rondom de overgang naar de nieuwe pensioenregeling.
Accountant moet bij pensioentransitie kijken naar datakwaliteit en omzetting naar nieuw stelsel
Bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel zijn wettelijk bij de externe accountant twee specifieke rollen belegd. De accountant moet kijken naar de datakwaliteit...
Bijna een op tien AOW'ers had vorig jaar betaald werk
Bijna een op de tien AOW'ers had in 2023 betaald werk. Dat jaar bereikten werkenden de AOW-leeftijd als ze 66 jaar en tien maanden waren, maar ondanks dat hadden...