Out of print: Emigranten en achterblijvers
Was maar nooit gegaan… Regelmatig is die verzuchting door m'n hoofd gegaan toen ik in 1993, reizend door Brazilië en Argentinië een aantal steden en dorpen bezocht om een indruk te krijgen van hoe het Europese emigranten was vergaan die daar in de negentiende en twintigste eeuw neerstreken.
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 10, 2011
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Waren die Italianen in São Paulo, de Welshmen in Gaiman in Argentijns Patagonië, de Duitsers in het Zuid-Braziliaanse Blumenau, en de Nederlanders op grasvlaktes van Tres Arroyos onder Buenos Aires, er beter aan toe dan hun achter-achterneven in Europa? Op een zonnige zondagochtend, bij het uitgaan van de Nederlandse kerk, sprak ik met enkele afstammelingen van een groep gereformeerde boeren-emigranten die begin twintigste eeuw naar Argentinië trokken. Enerzijds om het enig ware geloof zuiver te kunnen belijden, anderzijds om agrariër te kunnen zijn in een land waar de overheid land weggaf aan wie zich tussen de Indianen durfde vestigen. In hun grijze kerkpak, hagelwit overhemd en blauwe polyester das oogden ze respectabel. Maar hun relaas stemde weinig vrolijk. Niets is de arme zielen in hun Beloofde Land bespaard: ziektes, misoogsten, wilde dieren, Indianen die zich niet wensten te laten bekeren. En: niet-nagekomen beloften van onbetrouwbare regeringen.
Was het misschien domme pech, dacht ik indertijd, dat deze boeren voor Zuid- en niet voor Noord-Amerika hadden gekozen? Sinds ik het boek Amsterdamse Emigranten, onbekende brieven uit de prairie van Iowa - 1846-1873 kortgeleden tegenkwam, denk ik dat dat, althans tot ruim na WO II, weinig had uitgemaakt. Het gaat hier om een van een groep van Amsterdamse ‘Afgescheiden’ - namelijk van de Nederlands Hervormde Kerk die te vrijzinnig werd geacht - die onder leiding van ene dominee H.P. Scholte een beter bestaan wilde opbouwen in het toen nog onontgonnen Iowa in The Great Plaines. Daar stichtten zij het stadje Pella.
De gebundelde en van commentaar voorziene brieven, geredigeerd door een voormalig bibliothecaris van de Vrije Universiteit, dr. J Stellingwerff, en in 1975 gepubliceerd door de Amsterdamse uitgeverij Buijten & Schipperheijn, doen sterk denken aan de verhalen die ik achttien jaar geleden te horen kreeg. Van elke brief, die standaard begint met ‘Geliefde Broeders in Jezus Christus onzen Heer!’ druipen ‘smerten, angst en benauwdheid’.
Afgaand op de beelden die ik op het internet vond van Pella (tulpen, een nagebouwde windmolen ‘Vermeer’) gaat het de Scholtianen nu niet slecht. Maar of ze het beter hebben dan hun verre Nederlandse neven, waaronder menig registeraccount (zie het artikel van Geert Dekker in ‘de Accountant’ van juli/augustus 2010), kun je je afvragen.