Magazine

Knippen dga-pensioen in praktijk

Veel directeur-grootaandeelhouders moeten hun pensioenregelingen aanpassen omdat de pensioenleeftijd naar 67 jaar gaat. Welke mogelijkheden zijn er?

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 11, 2013

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Als gevolg van de Wet verhoging AOW en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP, zie kader), wordt de pensioenleeftijd voor aanvullende pensioenregelingen verhoogd naar 67 jaar. Ook wordt het maximum opbouwpercentage verlaagd. Aangezien de meeste dga's een fiscaal maximale pensioenregeling hebben, zijn zij genoodzaakt de regeling uiterlijk 1 januari 2014 aan te passen aan de nieuwe fiscale kaders.

Pensioenknippen

De wetswijziging leidt tot tal van pensioenvraagstukken. Het is onmogelijk alle facetten ervan te bespreken. Hierna wordt een praktijkvoorbeeld uitgewerkt dat uitgaat van een veelvoorkomende situatie waarbij alle opgebouwde pensioenrechten onder de Wet VPL (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling) zijn uitgesteld naar 65 jaar.

Casus

Jeroen Verweij is geboren op 1 januari 1974 en getrouwd met Lieke (geboren 1 januari 1977). Jeroen is dga sinds 1 januari 2007 en bouwt ook sinds die datum pensioen op in eigen beheer (intern) volgens het eindloonsysteem. De pensioenleeftijd is 65 jaar. Er is sprake van een open indexatie die ingaat vanaf de pensioeningangsdatum dan wel bij eerdere uitdiensttreding. De pensioengrondslag is € 50.000; het opbouwpercentage is 2. Er wordt 1,4 procent van de pensioengrondslag jaarlijks aan partnerpensioen opgebouwd. Zijn pensioengrondslag wijzigt niet per 1 januari 2014. Jeroen heeft ultimo 2013 exact zeven jaar pensioen opgebouwd. Zijn opgebouwde ouderdomspensioen bedraagt € 7.000 (zeven jaar x twee procent opbouwpercentage x € 50.000). Er is een partnerpensioen opgebouwd van € 4.900. De fiscale reserve bedraagt € 33.409. De commerciële reserve is € 142.793 en daarmee aanzienlijk hoger. Dit is berekend met een rekenrente van 1,2 procent (de marktrente in juli 2013; de marktrente van december 2013 is nog niet bekend). De kosten zijn twee procent; leeftijdsterugstellingen van twee jaar bij de meest recente overlevingstafel. De open indexatie is herrekend naar een fictieve vaste indexatie van twee procent.

Drie scenario's

Aan de hand van deze casus worden drie scenario's uitgewerkt:

1 Pensioenleeftijd en -aanspraken uitstellen naar 67

Wanneer opgebouwde aanspraken worden uitgesteld, moeten deze actuarieel worden herrekend. Hoofdregel is dat daarbij commerciële grondslagen worden gehanteerd.

Tijdens het verschuiven van de pensioenleeftijd onder het Witteveen-regime naar het huidige regime - gebaseerd op de Wet VPL - is er een eenmalige goedkeuring verleend dat de herrekening van het overbruggingspensioen en het ouderdomspensioen op fiscale grondslagen mocht plaatsvinden. Zo kon bij de herrekening worden uitgegaan van een netto rekenrente van vier procent en de meest recente overlevingstafel GBM/GBV zonder toepassing van leeftijdsterugstellingen. In Vraag en antwoord 05-055 is te lezen dat deze eenmalige goedkeuring is verleend voor het herrekenen van het ouderdomspensioen. In de praktijk leidde dit ertoe dan de verhouding OP/PP van 100/70 werd losgelaten. Het tijdsevenredig opgebouwde partnerpensioen bleef daardoor ongewijzigd.

Normaal mag het ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum niet meer bedragen dan honderd procent van het laatste pensioengevende salaris. Overschrijding van deze grens mag alleen ontstaan door situaties zoals opgenomen in artikel 18d Wet LB 1964. Dit zijn waardeoverdracht, indexatie, variabilisering en ruil van partnerpensioen in extra ouderdomspensioen. Dus niet door het actuarieel verhogen van de aanspraken door het verschuiven van de pensioenleeftijd. Net als bij de Wet VPL is er een overgangsmaatregel getroffen. Er treedt geen bovenmatigheid op wanneer de honderdprocentgrens wordt overschreden door uitstel van de pensioeningangsdatum. Let daarbij wel op dat bij het uitstellen van de pensioeningangsdatum in een later stadium de honderdprocentgrens niet mag worden overschreden. Dit is alleen mogelijk als dit gebeurt in het kader van de overgangsregeling.

Met het verschuiven van de pensioenleeftijd in 2014 zal, wanneer tot uitstel van de pensioenleeftijd wordt besloten, een pensioenexcedent ontstaan door het actuarieel herrekenen van enerzijds de pensioenaanspraken en anderzijds het verlagen van de opbouwpercentages. Bij het actuarieel herrekenen van de aanspraken kan niet worden uitgegaan van fiscale grondslagen zoals bij de invoering van de Wet VPL. De destijds verleende goedkeuring was eenmalig. Zonder goedkeuring zal bij de herrekening van aanspraken gebruik moeten worden gemaakt van commerciële grondslagen. Daarbij dienen zaken als indexaties en het opgebouwde partnerpensioen bij vooroverlijden te worden betrokken.

Voor de casus betekent dit het volgende. Bij het uitstellen van de opgebouwde aanspraken naar 67-jarige leeftijd wordt op basis van commerciële grondslagen het ouderdomspensioen € 7.791 en het partnerpensioen € 5.453. De bijbehorende fiscale reserve bedraagt € 29.298. De reserve was voor het uitstel hoger, namelijk € 33.409. Dit betekent een vrijval van € 4.111. In dit voorbeeld leidt het uitstellen van de aanspraken tot een vrijval van 12,3 procent van de reserve.

2 Alleen voor toekomstige opbouw pensioenleeftijd vaststellen op 67

Feitelijk wordt hier de oude regeling premievrij gemaakt en een nieuwe opgestart. De reeds opgebouwde aanspraken uit de oude regeling kunnen geïndexeerd worden. Een vaak gebruikt alternatief is het toepassen van een backservice op deze aanspraken met een opbouwpercentage van 1,9 procent over die dienstjaren als het inkomen stijgt. Het is echter van belang om na te gaan of dit wel in lijn is met de pensioenbrief van de VPL-regeling.

Groot voordeel van deze mogelijkheid is dat er geen vrijval plaatsvindt. Het aanhouden van twee verschillende pensioendata maakt de regeling wel wat minder overzichtelijk.

3 Pensioenleeftijd blijft 65

Het is mogelijk de pensioenleeftijd ook vanaf 2014 op 65 jaar te houden. In dat geval is het raadzaam te kiezen voor een opbouwpercentage van (maximaal) 1,63 procent. Het percentage voor het partnerpensioen blijft dan 1,4 procent zodat de aanspraak partnerpensioen gelijk blijft (zie Vraag en Antwoord 12-004 d.d. 17 juni 2012).

Het alternatief is om te kiezen voor een opbouwpercentage van 1,68 procent. In dat geval wordt het partnerpensioen voor de toekomstige diensttijd verlaagd naar 1,176 procent per dienstjaar. De partner moet wel met die verlaging instemmen.

Als Jeroen uit de casus kiest voor een opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen van 1,63 procent dan ontstaat er een excedent. Dit wordt berekend door de daadwerkelijk opgebouwde aanspraak op 31 december 2013 te verminderen met de aanspraak die opgebouwd zou zijn als de nieuwe regeling met terugwerkende kracht van toepassing is geweest.

Opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen € 7.000

Aanspraak met opbouwpercentage 1,63 procent € 5.705

Excedent € 1.295

Nieuwe regels over de mogelijkheden tot indexatie van dit excedent zijn nog niet bekend. De dga kan derhalve in de nieuwe pensioenbrief binnen de huidige fiscale kaders bepalen in hoeverre deze aanspraken worden geïndexeerd.

De derde mogelijkheid leidt, net als de tweede mogelijkheid, niet tot een belaste vrijval van een gedeelte van de reserve. Ook is de uitvoering eenvoudiger dan de tweede mogelijkheid. De mogelijkheid ‘Alleen voor toekomstige opbouw pensioenleeftijd vaststellen op 67’ wordt met name onoverzichtelijk wanneer de pensioenleeftijd in de toekomst verder wordt aangepast naar 68 jaar. Er ontstaan dan drie verschillende pensioendata. Kortom: wanneer een vrijval moet worden voorkomen ligt de keuze voor de laatste mogelijkheid voor de hand.

Individuele doelstellingen

Uiteraard heeft de dga nog veel meer mogelijkheden. Hij kan bijvoorbeeld overwegen om te stoppen met pensioenopbouw, overgaan naar een ander pensioensysteem (bijvoorbeeld beschikbare premie) en/of kiezen voor een andere uitvoerder. De keuze die gemaakt moet worden per 1 januari 2014 hangt af van de individuele doelstellingen van de dga.

Zonder nieuw fiscaal beleid leidt het omzetten van de huidige aanspraken in aanspraken ingaande op 67-jarige leeftijd tot een belaste vrijval van een gedeelte van de pensioenverplichting. Als deze vrijval moet worden voorkomen én de regeling overzichtelijk moet blijven, ligt het voor de hand om de pensioenleeftijd van 65 jaar te behouden (met een lager opbouwpercentage). Dit jaar kan er nog vaak gericht worden op een pensioenleeftijd van 65.

Noot
Corey Dekkers is senior pensioenspecialist bij Pensioennavigator BV en Robbert van Woerden is senior consultant bij KWPS.

Wet VAP

De Wet verhoging AOW en pensioenrichtleeftijd (VAP ) treedt op 1 januari 2014 in werking. Voor aanvullende pensioenen is overeengekomen dat de pensioenleeftijd in 2014 naar 67 jaar gaat. Daarnaast worden de fiscaal maximale opbouwpercentages verlaagd. Zo gaan de opbouwpercentages voor de eindloonregeling naar 1,90 en voor de middelloonregeling naar 2,15. Veel dga's hebben een pensioenregeling gebaseerd op een eindloonsysteem met een pensioenleeftijd van 65 jaar en een opbouwpercentage van 2. Deze regeling moet dus per 1 januari 2014 zijn aangepast.

Corey Dekkers is senior pensioenspecialist bij Pensioennavigator BV.

Robbert van Woerden is senior pensioenconsultant bij KWPS.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.