Magazine

Collectief pensioen kan jaarrekening onder uit halen

Toegezegd collectief pensioen kan de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen. Wat zijn de gevolgen als een onderneming ten onrechte niet is aangesloten bij een verplicht bedrijfstakpensioenfonds (Bpf)?

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 11, 2013

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Het collectieve pensioen dat een werkgever toezegt aan zijn werknemer kan bijzondere materiële verplichtingen voor een rechtspersoon inhouden. In sommige gevallen bedreigen deze verplichtingen zelfs de continuïteit van een onderneming. Alle reden om hieraan bij het samenstellen of controleren van de jaarrekening meer aandacht te geven.

Een pensioenregeling komt tot stand doordat de werkgever een pensioenovereenkomst sluit met een werknemer. Vervolgens moet hij de uitvoering van deze overeenkomst onderbrengen bij een verzekeraar of een Premie Pensioen Instelling (PPI). Omdat pensioen allerlei arbeidsrechtelijke aspecten bevat, is het essentieel dat er geen verschil is tussen de pensioenovereenkomst met de werknemer en de uitvoeringsovereenkomst met de verzekeraar. Het advies dat een pensioenadviseur geeft, moet dit waarborgen, tenminste, dat is wel gewenst. Het blijkt in de praktijk echter nogal eens anders te zijn (zie kader).

Bpf-werkingssfeer

Een van de grootste adviesfouten bleek te zijn dat ondernemingen pensioenregelingen hebben verzekerd, terwijl men zich feitelijk zou moeten aanmelden bij een Bpf. Voor bepaalde bedrijfstakken geldt een verplicht bedrijfstakpensioenfonds. Een van de bekendste Bpf'en is dat voor de metaal-branche. Wanneer een werknemer werkzaamheden doet die zijn omschreven in de verplichtstelling van het bedrijfstakpensioenfonds, is de werkgever verplicht zijn werknemers aan te melden als deelnemer aan dit fonds. Dit vloeit voort uit de Wet verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfondsen 2000, kortweg aangeduid als Wet Bpf 2000. De werkzaamheden die leiden tot een verplichtstelling zijn zeer gedetailleerd omschreven. Wanneer een onderneming overwegend (meer dan vijftig procent) deze werkzaamheden uitvoert, moeten alle werknemers als deelnemer bij het Bpf worden aangemeld.

‘Geen premie, wel pensioen’

Het gegeven dat pensioen voor de werknemer van rechtswege tot stand komt, wordt zwaar onderschat. Een werknemer die niet is aangemeld bij een Bpf, kan aan het eind van zijn arbeidzame periode het pensioen ‘gewoon ophalen bij het Bpf’.

Tijdens de parlementaire behandeling van de Pensioenwet is expliciet besproken, dat het adagium ‘geen premie, wel pensioen’ van toepassing is op verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Een werknemer die kan bewijzen dat hij al jaren werkzaam is bij een werkgever in de zin van de verplichtstelling, kan zonder dat ooit premie betaald is, zijn pensioen levenslang claimen. Eveneens kan de nabestaande van de werknemer een nabestaandenpensioen claimen. Wanneer een dergelijke claim zich voordoet, zal een Bpf de schade die het hierdoor leidt verhalen op een werkgever. En bovendien alsnog aansluiting en premieafdracht voor alle overige werknemers vorderen.

Ondeskundig handelen

Relevant voor de accountant is hier Standaard 250 (Het in overweging nemen van wet- en regelgeving bij een controle van financiële overzichten). Het ten onrechte niet aanmelden van werknemers bij een Bpf kan ertoe leiden dat de samengestelde of gecontroleerde jaarrekening materieel een onjuist beeld geeft. De accountant moet dus navraag doen bij zijn cliënt of aan dit aspect aandacht is besteed.

Enige verdieping in het pensioendossier van de cliënt is noodzakelijk om risico's voor de jaarrekening tijdig te onderkennen (Standaard 315). Omdat in het mkb specifieke pensioenkennis niet alleen bij de cliënt, maar ook bij de accountant vaak ontbreekt en de risico's substantieel kunnen zijn, ligt het inschakelen van een pensioenadviseur voor de hand. Het is hierbij wel noodzakelijk om te toetsen in hoeverre de pensioenadviseur ook ervaring en kennis heeft over de Bpf-werkingssfeer. Dit is een zeer juridisch en specifiek adviesterrein. Pensioenadviseurs die de Wft-pensioenvergunning hebben gehaald, pretenderen vaak over deze kennis te beschikken, doch dat is allerminst het geval. In de praktijk wordt door ondeskundig handelen van pensioenadviseurs het probleem vaak groter.

Casus verplichte deelname Bpf

Voor groothandelsondernemingen die actief zijn in de bedrijfstak levensmiddelen geldt sinds 1964 (op enigerlei wijze) een verplichte deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen (hierna: Bpf GiL).

Op grond van haar bedrijfsactiviteiten zou onderneming X, feitelijk vanaf het moment van oprichting, verplicht moeten deelnemen aan de pensioenregeling van het Bpf GiL.

De onderneming is nooit op de risico's van een verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds gewezen, noch door haar accountants, noch door andere bedrijfsadviseurs. Wel loopt er voor de medewerkers van de onderneming al vele jaren een (sobere) pensioenregeling bij een verzekeraar.

In deze casus laten berekeningen zien dat, op basis van de historische premiepercentages van het Bpf GiL en de historische personeelsbestanden, de onderneming sinds haar oprichting aan het Bpf GiL ongeveer € 2,5 miljoen aan pensioenpremies zou zijn verschuldigd. Mocht de onderneming door het Bpf GiL met terugwerkende kracht worden verplicht tot deelname aan hun pensioenregeling, dan kan dit het faillissement van de onderneming betekenen. Vaak beperken pensioenfondsen de terugwerkende kracht tot vijf jaar en vragen de onderneming vervolgens om een vrijwaring voor claims van werknemers over de periode daarvoor. Deze vrijwaring kan in dit geval zeer materieel zijn en moet zeker uit de toelichting op de jaarrekening blijken.

Noot
Paul van der Heide en Juanita Sutrisna zijn respectievelijk directeur van en pensioenjurist bij het Nederlands Pensioenbureau (NPB).

Drieluik

Dit is het eerste artikel in een serie van drie. Het tweede artikel staat stil bij werknemers die niet deelnemen aan een pensioenregeling omdat zij al of niet een afstandovereenkomst hebben gesloten. Het laatste artikel gaat in op mogelijke consequenties van onvoldoende communicatie over doorgevoerde wijzigingen in pensioenregelingen.

AFM-onderzoek pensioenadvies

In 2010 publiceerde de AFM een onderzoek over de kwaliteit van pensioenadvies bij pensioenregelingen die zijn ondergebracht bij verzekeringsmaatschappijen. Het resultaat was onthutsend: 94 procent van de adviezen was slecht tot zeer slecht en slechts zes procent was redelijk. In het onderzoek werden pensioenadviseurs betrokken die ook bemiddelaar voor de verzekeringen zijn. Andere kantoren, zoals actuariële adviesbureaus, zijn buiten het onderzoek gebleven. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek heeft de AFM een adviesleidraad opgesteld.

Ook is een vergunningstelsel ingevoerd. Een pensioenadviseur moet een examen afleggen en daartoe eventueel een opleiding volgen. Of dit op korte termijn de kwaliteit verbetert, moet de toekomst leren.

Ten onrechte niet aangesloten

Bij vijftig procent van de bedrijven met een bij een particuliere verzekeraar ondergebrachte pensioenregeling, is sprake van een indicatie van de Bpf-werkingssfeer. Er zijn veertigduizend ondernemingen met een verzekerde pensioenregeling, dus dit zou inhouden dat bij twintigduizend ondernemingen sprake is van een serieus risico. Ervaring leert dat wederom in vijftig procent van de situaties ook daadwerkelijk sprake is van verplichte aansluiting. Dit blijkt uit het onderzoek van de AFM. Voor DNB was dit aanleiding om pensioenfondsen aan te zetten om zeer actief op ten onrechte niet aangesloten bedrijven te ‘jagen’.

Vanwege het voor verplichte bedrijfstakpensioenfondsen geldende adagium ‘geen premie, wel pensioen’ heeft het pensioenfonds in de Wet Bpf alle rechtsmiddelen gekregen om de premie te incasseren zonder een rechterlijk vonnis. Zo kan een Bpf een ambtshalve aanslag opleggen inclusief een zogenaamd punitief (bestraffend) karakter. Daarnaast kan zij een dwangbevel uitvaardigen en als uiteindelijk de premie niet wordt betaald de bestuurder van de rechtspersoon in privé aansprakelijk stellen (artikel 23 Wet Bpf). Dit laatste gebeurt de laatste tijd in toenemende mate.

Paul van der Heide is hoofd Pensioenjuristen en actuariƫle diensten bij Hermans & Partners.

Juanita Sutrisna is pensioenjurist bij Nederlands Pensioenbureau (NPB).

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.