Out of print: De kleinbank volgens Klijnveld
Negentig jaar geleden is het dat P. Klijnveld het boekje ‘De Kleinbank’ liet uitkomen bij de NV Uitg. Mij. v/h G. Delwel uit Wassenaar. Het eerste uit de reeks: ‘Het Bankwezen - Organisatie, Administratie en Contrôle van het Bankbedrijf’.
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 5, 2011
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Later verschenen nog: de ‘Grootbank’ en ‘Effectenzaken’. Het compacte, 155 pagina's tellende boekwerkje riep bij mij twee gedachten op: wat is er in die krappe eeuw onwaarschijnlijk veel, én onwaarschijnlijk weinig veranderd.
Dat vele laat zich raden. Sinds Neêrlands economie in de negentiende eeuw was opgekrabbeld, had je in elke provinciestad wel een paar lokaal opererende bankjes. Vaak opgericht door particulieren die in een andere sector fortuin hadden gemaakt. Piet Klijnveld (1874-1945) had het bankbedrijf zelf van binnen leren kennen bij de Twentsche Bank: gesticht door een telg uit de familie van textielindustriëlen Blijdenstein. Die ontwikkelde zich overigens tot een ‘grootbank’, mede door kleinbankjes op te slokken.
De man die in 1917 in Amsterdam zijn eigen accountantskantoor opende - nog immer bloeiend, nu onder de naam KPMG - voorzag het uitsterven van deze species: “Als gevolg der bankconcentratie vermindert hun aantal. En men ziet in toenemende mate dat kleine instellingen veranderen in filialen van grootbanken.” Het knappe van dit boekje is dat - terwijl het slechts beoogt te spreken over de administratie van een bank - het leest als een kleine encyclopedie van het bankbedrijf. Je ziet welke zaken daar toen langskwamen, en hoe anders het dienstenaanbod nu is. Wat we nu retailbanking noemen bestond nog vrijwel niet. Wel schrijft Klijnveld: “De tijd dat men geld aan banken in bewaring gaf zonder rentevergoeding, behoort reeds lang tot het verleden.”
Veel van wat het boek opsomt - het ‘zich disponibel stellen tot het incasseeren van vorderingen (kwitanties en wissels), het verschaffen van reiswissels en credietbrieven’ is weggevallen dankzij girale clearing- en betaalcircuits. Voor handelingen rond het effectenbedrijf (in bewaring nemen, coupons verzilveren) geldt hetzelfde. Even denk je: als al dat droge, administratieve handwerk toen al door computers gedaan had kunnen worden, was een accountant snel klaar geweest. Vreemd: nu zijn die computers er, maar het controlewerk lijkt complexer dan ooit. Het eigentijdse van Klijnvelds handleiding staat in de openingszin: ‘Wil men kunnen beoordelen, aan welke eischen de administratie van een bank zal moeten voldoen, dan dient men in de eerste plaats te weten, wat een bank feitelijk is, en welke werkzaamheden tot haar terrein behoren.’
Juist het meest vanzelfsprekende moet telkens opnieuw worden geleerd.