Belastingnieuws - mei 2014
Prijzige pensioenaanvulling boven inkomen van ton - Luxemburg overstag, inkeerregeling voltreffer - '150 kilometer' volgens EC in strijd met Europees recht - Stijging aantal boekenonderzoeken zet door - Vpb-plicht overheidsbedrijven rechtsvormneutraal.
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 5, 2014
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Prijzige pensioenaanvulling boven inkomen van ton
De volgend jaar in te voeren nettolijfrente, die de aftopping van het pensioengevend inkomen op 100.000 euro moet verzachten, kan voor deelnemers en hun werkgevers een prijzige aangelegenheid worden.
In een brief aan de Tweede Kamer schrijft staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën dit voorjaar dat hij de nieuwe nettolijfrente als een zuivere DC-regeling ziet: bij een vaste premie hangt de hoogte van de uitkering geheel af van de behaalde beleggingsresultaten. Bovendien wil Wiebes dat pensioenfondsen die de regeling gaan uitvoeren deze administratief volledig scheiden van hun andere (pensioen)producten.
De administratieve scheiding moet kruissubsidiëring tussen belaste en onbelaste pensioenvermogens en premies voorkomen. Fiscale hygiëne, noemt Wiebes dat. Bovendien is alleen dan een heldere kostentoerekening mogelijk. Een aparte en afgescheiden administratie brengt echter wel extra kosten met zich mee: sommige pensioenfondsen hebben zich al afgevraagd of het bij kleine aantallen aanmeldingen wel de moeite zal lonen de vrijwillige regeling aan te bieden.
De keuze voor een zuivere DC-regeling betekent dat werkgevers verplicht tien procent van de premie moeten bijdragen. Omdat het een vrijwillige regeling is, moeten ze dat bedrag ook verstrekken aan werknemers die níet kiezen voor een nettolijfrente.
Als het huidige wetgevingstraject wordt afgelegd zoals gepland, is vanaf 1 januari 2015 pensioenopbouw over inkomen meer dan 100.000 euro niet meer fiscaal gefaciliteerd. De nettolijfrente houdt in dat hogere inkomens wel 1,85 procent kunnen opbouwen, maar dan met premie waarover al (inkomsten)belasting is betaald. Het daarmee opgebouwde pensioenvermogen valt wel buiten box 3.
Luxemburg overstag, inkeerregeling voltreffer
Terwijl Luxemburg als laatste lidstaat van de Europese Unie zijn bankgeheim inleverde, weet de Belastingdienst zich nauwelijks raad met een toevloed aan inkeerders.
Luxemburg heeft samen met Oostenrijk de automatische uitwisseling van informatie over spaartegoeden tussen EU-lidstaten jarenlang weten tegen te houden. Uit - waarschijnlijk terechte - vrees dat veel kapitaal het land zou verlaten, werd altijd aangedrongen op soortgelijke overeenkomsten met Zwitserland, Liechtenstein, Monaco, Andorra en San Marino, die geen lid van de EU zijn. Onderhandelingen daarover worden wel gevoerd, maar akkoorden zijn er nog niet.
Op de Europese top van maart ging Luxemburg echter overstag, waarbij sprake was van garanties van de Europese Commissie dat er nog in 2014 een akkoord wordt gesloten met de genoemde vijf landen. Oostenrijk had zijn verzet al eerder opgegeven. Over de nieuwe spaarrichtlijn is zes jaar onderhandeld.
De definitieve ingangsdatum van de nieuwe regels staat nog niet vast, maar economisch werpen ze al langere tijd hun schaduw vooruit. In Nederland vindt momenteel een stormloop plaats op de inkeerregeling die de toenmalige staatssecretaris Weekers september 2013 invoerde. Die loopt nog tot 1 juli van dit jaar. Volgens de dertiende Halfjaarsrapportage Belastingdienst meldden zich de laatste vier maanden van vorig jaar ongeveer 1.500 inkeerders, terwijl de toestroom zich in 2014 'in een nog hoger tempo' voortzette. 'In de eerste twee maanden van 2014 hebben zich 1.635 inkeerders gemeld', meldt de rapportage. In de jaren 2010 tot en met 2013 was het totaal aantal inkeerders 3.500. Aan hen zijn inmiddels aanslagen opgelegd voor een bedrag van in totaal 235 miljoen euro.
'150 kilometer' volgens EC in strijd met Europees recht
Nederland mag de 30%-regeling niet beperken tot alleen (buitenlandse) werknemers die verder dan 150 kilometer van de Nederlandse grens wonen of woonden.
Dat is de mening van de Europese Commissie (EC), die vindt dat deze inperking in strijd is met het vrije verkeer van werknemers.
Werkgevers kunnen hun expats een forfaitaire, belastingvrije vergoeding geven van dertig procent van zijn loon, wegens zogeheten extraterritoriale kosten, bijvoorbeeld dubbele woonkosten. Om 'ruimhartig en bovenmatig gebruik' van die regeling te ontmoedigen - hij zou met name worden misbruikt door forenzende werknemers en hun werkgever - voerde de wetgever in 2012 het 150-kilometercriterium in.
Dat criterium werd door bedrijven betwist bij de rechter, tot aan de Hoge Raad toe. In een advies heeft de advocaat-generaal gesteld dat de kilometergrens niet in strijd is met Europees recht. Vervolgens zijn prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. In het kader van die procedure - en desgevraagd - heeft de EC nu zijn opinie gegeven. Als die wordt overgenomen, zou dat betekenen dat Nederland het 150-kilometercriterium moet aanpassen.
De Belastingdienst beschikte de afgelopen jaren vrijwel altijd negatief op aanvragen voor de 30%-regeling als niet aan het kilometercriterium werd voldaan.
Praktische consequentie van de opinie van de EC is dat het toch de moeite waard blijft een dergelijke aanvraag te doen, om dan vervolgens bezwaar te maken tegen de afwijzende beschikking. In dat geval zijn dan altijd de rechten veiliggesteld, mocht het Hof van Justitie in lijn met de EC-opinie oordelen.
Stijging aantal boekenonderzoeken zet door
Het aantal boekenonderzoeken dat de Belastingdienst verricht bij ondernemers stijgt nog steeds.
In de tweede helft van 2013 waren het er 23.000, 28 procent meer dan de 18.000 van het halfjaar daarvoor. De toename over geheel 2013 ten opzichte van 2012 was 37 procent.
Door capaciteitsproblemen en door de plannen met horizontaal toezicht was het aantal boekenonderzoeken tot 2012 flink gedaald. Toenmalig staatssecretaris Weekers van Financiën kondigde eind 2012 aan die trend te willen keren, door een 'intensivering van het verticaal toezicht'. Meer boekenonderzoeken maken daarvan een belangrijk onderdeel uit. Het kan gaan om zowel aangiftes als de administratie van bedrijven en zowel om onderzoek over periodes als over controles van bepaalde onderdelen van aangifte of administratie.
De Belastingdienst meldt dat de verwachte extra opbrengsten van deze intensivering 'nagenoeg gerealiseerd' zijn. In 2013 bedroegen die extra ontvangsten circa 250 miljoen euro.
Vpb-plicht overheidsbedrijven rechtsvormneutraal
Overheidsbedrijven zullen, als het aan het kabinet ligt, geen privaatrechtelijke rechtsvormen hoeven op te richten met het oog op de komende plicht vennootschapsbelasting te betalen.
Dat heeft minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu bekendgemaakt.
Het voornemen van het kabinet komt erop neer dat gemeenten hun keuzevrijheid behouden met betrekking tot de organisatievorm van hun activiteiten. In principe wordt elke organisatie vpb-plichtig, alleen zijn telkens de overheidstaken die de organisatie uitvoert vrijgesteld. Voorheen was er sprake van dat de te belasten activiteiten in een aparte, privaatrechtelijke rechtsvorm gezet moesten worden.
Veel gemeenten zijn al bezig met het bepalen van de impact van de vpb-plicht, die volgens een aanwijzing die Nederland mei 2013 kreeg van de Europese Commissie, in 2016 in werking getreden moet zijn. Afgezien van de (extra) belastingpost zijn het de administratieve lasten die worden gevreesd. Volgens de minister kan daar nu, met het voornemen de vpb-plicht 'rechtsvormneutraal' te maken, fors op worden bespaard.