Magazine

Goed, maar...

Alle universitaire accountantsopleidingen in Nederland voldoen aan de eisen, constateert de CEA op basis van haar visitatie. “Er is niemand door het ijs gezakt, maar de CEA heeft hier en daar wel een scheurtje geconstateerd. De scheurtjes worden allemaal hersteld. Dat was een voorwaarde voor het aanwijzen van de opleidingen.”

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 3, 2012

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Leendert Haaring

Resultaten CEA-onderzoek postinitiële RA-opleidingen

Het afgelopen jaar bezocht de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) alle universiteiten die de postinitiële RA-opleiding aanbieden. Doel: onderzoeken of zij de gewenste kwaliteit leveren. Dat blijkt het geval te zijn. De CEA heeft daarom op 14 december 2011 wederom alle Nederlandse postinitiële RA-opleidingen aangewezen, in overeenstemming met de Wet op de registeraccountants.

Dit zijn Erasmus Universiteit, Nyenrode University, Rijksuniversiteit Groningen, Tilburg University, Maastricht University, Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit. Studenten die bij deze opleidingen afstuderen, voldoen dus aan de theoretische eindtermen en mogen zichzelf registeraccountant noemen, uiteraard pas nadat zij de praktijkopleiding succesvol hebben afgerond.

Wetenschappelijk

“Het is goed om te zien dat alle universiteiten zich inzetten om de gevraagde kwaliteit te leveren”, vertelt Jan-Paul Leerentveld, secretaris van de CEA. “We zijn erg te spreken over de kwaliteit van de docententeams, de inhoud en het niveau van het onderwijs, en de borging van de actualiteit in de opleidingen. Maar het ijs is niet overal even dik en we willen wel enkele aandachtspunten onder de aandacht brengen.”

Zoals?

Loek Vredevoogd, voorzitter van de CEA: “Wetenschappelijk onderzoek is de laatste jaren steeds belangrijker gevonden, mede als gevolg van de eis sinds 2005 dat je een mastertitel moet hebben om registeraccountant te kunnen worden. Het niveau van de RA-opleiding is de laatste jaren ook duidelijk toegenomen. Sommige universiteiten zijn echter van mening dat wetenschappelijk onderwijs alleen bedoeld is voor wetenschappelijke onderzoekers en eisen van praktijkhoogleraren dat zij regelmatig wetenschappelijke artikelen publiceren in gerenommeerde internationale vaktijdschriften.”

Praktijkhoogleraren

Omdat praktijkhoogleraren vaak nog dagelijks werkzaam zijn in de accountantspraktijk is het voor hen niet altijd mogelijk om de zogenaamde A- en B-artikelen te publiceren waar de universiteiten om vragen. Het gevolg: een dreigend tekort aan deze hoogleraren, mogelijk nog versterkt door de vergrijzing.

“En dat is een probleem”, vertelt Leerentveld. “Want die praktijkdocenten zijn erg belangrijk voor de post-masteropleiding. Zij spelen in hun colleges vaak in op de actualiteit en die vertaling naar de praktijk is een must voor de studenten.”

Versoepeling

De CEA pleit voor een versoepeling van de eisen. Vredevoogd: “Dat iemand gepromoveerd moet zijn en een passende positie in een maatschap bekleedt is logisch, maar die persoon hoeft wat ons betreft niet drie keer per jaar een artikel te publiceren in een internationaal A-tijdschrift. Schrijft een praktijkhoogleraar artikelen voor een goed nationaal vaktijdschrift - denk aan een MAB - dan is dat voldoende. Immers, de praktijkvakken gaan overwegend over nationale aangelegenheden.”

Dat betekent een verlaging van de academische criteria. Is het niet logischer om iemand dan universitair docent te laten zijn in plaats van hoogleraar? Daar is toch niets mis mee?

Vredevoogd: “De accountantsopleiding is, net als veel opleidingen in het juridische, medische en agogische domein, te beschouwen als een ‘wetenschappelijke beroepsopleiding’. Dat vinden ook het NIVRA en de Permanente Werkgroep Accountancy. In een dergelijk model past een samenspel van theoretici en practici. In dit geval gaat het om zeer vooraanstaande beoefenaren van het vak, die juist vanuit die positie studenten kunnen motiveren en inspireren. Een praktisch argument is verder dat met een docentschap alleen deze vooraanstaande mensen niet meer bereid zijn te doceren. Dit zou de opleiding zeer schaden. Beter is het dus voor deze groep hoge eisen te stellen aan hun vakbekwaamheid en realistische eisen aan aard en omvang van hun publicaties. Ik zeg dit als oud-voorzitter van de meest op onderzoek gerichte universiteit: Leiden.”

De CEA heeft in het bijzonder een tekort aan hoogleraren geconstateerd bij het vak bestuurlijke informatievoorziening (BIV), van oudsher een kernvak. Om de leemte op te vullen, trekken de opleidingen docenten van aanpalende vakgebieden aan, zoals management accounting. Volgens de CEA is dat geen wenselijke ontwikkeling.

Taskforce

De instroom van praktijkhoogleraren moet dus worden vergroot, maar hoe? Volgens de CEA moeten de NBA, universiteiten en accountantskantoren de krachten bundelen.

Vredevoogd: “Vergelijkbaar met de Verenigde Staten zou een speciale ‘taskforce gepromoveerden’ in het leven kunnen worden geroepen met als doel het aantrekken van hoogleraren voor de postmasteropleiding, in het bijzonder praktijkhoogleraren.”

“De NBA is de belangenbehartiger van het accountantsberoep”, aldus Leerentveld. “Zij zouden het initiatief kunnen nemen voor het stimuleren van het aantrekken van promovendi voor de specifieke accountancyvakken. Denk aan een campagne voor het promoten en faciliteren van het promoveren. De instroom in het accountantsberoep moet natuurlijk blijven gewaarborgd en dat is onder meer een taak van de NBA. De NBA zou ook voor een deel van de financiering kunnen zorgen. Daarnaast zouden opleidingen het promoveren aantrekkelijker kunnen maken”.

Vredevoogd: “Ook accountantskantoren hebben een rol te spelen. Kantoren moeten medewerkers de ruimte bieden om te promoveren. Daar hebben zij zelf ook baat bij. Als een medewerker promoveert en uiteindelijk hoogleraar wordt, dan zorgt dat natuurlijk voor goede reclame voor het accountantskantoor.”

Studieduur

Een ander punt van zorg is de intensivering van het onderwijs en verkorting van de nominale studieduur. De CEA heeft geluiden opgevangen dat sommige universiteiten daarop ‘concurreren’. De postmasteropleiding, die van oudsher twee jaar duurt, kan bij sommige opleidingen nu ook binnen een jaar worden gehaald. Leerentveld: “Universiteiten zouden juist moeten investeren in het verlagen van de effectieve studieduur, zodat de meeste studenten de opleiding binnen de daarvoor geldende tijd afronden. Investeer je in een verlaging van de nominale studieduur, dan kan een verkeerd beeld ontstaan. Iemand die denkt dat hij binnen een jaar de postmasteropleiding kan afronden en er uiteindelijk drie jaar over doet, voelt zich voor de gek gehouden. Slechts een zeer beperkt percentage studenten kan de studie binnen een jaar afronden. De meesten hebben die twee jaar echt nodig. Je moet niet vergeten dat de studenten heel veel literatuur moeten lezen en een verwerkingsperiode nodig hebben om de kennis daadwerkelijk tot zich te nemen.”

In de knel

Een andere constatering is dat eenvoudiger toelatingseisen averechts kunnen werken. Vredevoogd: “Bij sommige opleidingen zou het mogelijk zijn om al aan een postmaster te beginnen voordat de masteropleiding afgerond is, bijvoorbeeld als een student alleen nog de scriptie moet schrijven. Maar juist daar ontstaat vaak vertraging, met als gevolg dat een student al snel in de knel komt in de postmasteropleiding.”

De CEA ziet meer in een andere, wenselijke concurrentievorm. Leerentveld: “Opleidingen kunnen zelf hun resultaten op het gebied van studieduur en slagingsresultaten transparant maken. Op die manier creëren ze een betrouwbaar beeld van de opleiding en kunnen studenten een realistische keuze maken. Opleidingen moeten daar zelf het initiatief toe nemen, maar kunnen zich op die manier wel onderscheiden.”

Komend jaar

Concurrentie zou kunnen spelen in pre-masteropleidingen. Daar zouden universiteiten verschillende eisen stellen aan met name de bedrijfseconomische vakken, zoals Financiering en Management Accounting, die een hbo-student moet hebben gevolgd om toegelaten te worden tot de masteropleiding. Dit jaar zal daar nader onderzoek naar worden gedaan.

“Het komende jaar zullen we onze aandacht richten op de commerciële hogescholen”, voegt Vredevoogd daar nog aan toe. “De universiteiten zullen we de komende jaren blijven onderwerpen aan quick scans. De verwachting is dat de CEA over zes jaar weer de universiteiten zal aanwijzen, mits zij voldoen aan de nieuwe eisen.”

Nieuwe beleidsrichtlijnen

Naar aanleiding van de visitaties heeft de CEA enkele nieuwe beleidsrichtlijnen gepubliceerd op www.ceaweb.nl over de instroom, het uitreiken van het theoretisch getuigschrift en intensieve opleidingsprogramma's. Zo acht de CEA voor de intensieve opleidingsprogramma's verscherpt toezicht noodzakelijk en stelt de commissie enkele specifieke voorwaarden: de studenten moeten zorgvuldig zijn geselecteerd en het programma moet qua studeerbaarheid realistisch zijn.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.