Magazine

Wat verdienen ze?

Het vermelden van bestuurdersbeloning in de jaarrekening mag achterwege blijven als deze onvermijdelijk herleid kan worden tot een enkele natuurlijke persoon. Die situatie doet zich echter slechts bij hoge uitzondering voor.

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 7/8, 2012

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Sonja Böhmer en Cees van Geffen

Bestuurdersbeloningen en herleidbaarheid

In 2011 publiceerde de NBA praktijkhandreiking 1115 Aanpassing van het oordeel in de controleverklaring bij materiële tekortkomingen in de toelichting op de jaarrekening, een nadere uitleg van NV COS 705. Als voorbeeld van zo'n tekortkoming wordt genoemd het ten onrechte niet vermelden van de bezoldiging van (gewezen) bestuurders en commissarissen. Die tekortkoming is materieel, omdat de wet bepaalt dat vermelding van bestuurdersbezoldiging niet achterwege mag blijven (artikel 2:363 lid 3 BW). De consequentie zou kunnen zijn dat de externe accountant de ontbrekende bestuurdersbezoldiging zal opnemen als een onderbouwing van het aangepast oordeel in diens controleverklaring. Artikel 2:383 BW dat vermelding van de gezamenlijke bestuurdersbezoldigingen (en commissarisbezoldigingen) voorschrijft, bevat echter ook een uitzondering daarop, namelijk “een opgave die herleidbaar is tot een enkele natuurlijke persoon mag achterwege blijven”. Voor de volledigheid wordt benadrukt dat vermelding bestuursbezoldiging ook achterwege mag blijven bij rechtspersonen die onder het kleine jaarrekeningregime vallen (artikel 2:396 lid 5 BW) en rechtspersonen die artikel 2:403 BW (groepsvrijstelling) toepassen.

Herleidbaar of niet?

Dit betekent dat indien het bestuur uit één natuurlijke persoon bestaat, de bezoldiging in elk geval niet hoeft te worden vermeld (tenzij sprake is van open naamloze vennootschappen, waarvoor een afzonderlijke regeling geldt). Maar tevens ontstaat de vraag wanneer bij een bestuur dat bestaat uit meer natuurlijke personen, een opgave herleidbaar kan zijn tot één of enkele natuurlijke personen. Beantwoording van die vraag is essentieel om te kunnen vaststellen of sprake is van een materiële tekortkoming in de verantwoording. Een verduidelijking aan de hand van vier voorbeeldsituaties, ontleend aan de praktijk.

Casus 1: Beide bestuurders verdienen evenveel

Het bestuur bestaat uit twee natuurlijke personen, die beiden evenveel verdienen. De gedachte kan zijn dat vermelding van de totale beloning dan niet nodig is. Immers, het totale bedrag kan eenvoudig door twee worden gedeeld en daarmee worden herleid tot beide natuurlijke personen. Deze redenering gaat echter niet op. Herleidbaarheid veronderstelt namelijk dat algemeen bekend zou zijn dat beide bestuurders evenveel verdienen. Het zal ook kunnen dat de ene bestuurder aanzienlijk meer verdient dan de andere. Uit de vermelding van de totale beloning kan dat niet worden afgeleid. Dergelijke privacygevoelige informatie over bezoldiging is normaliter niet algemeen bekend, maar slechts bij de rechtspersoon en de bestuurders zelf (of andere insiders). Dit betekent dat, zelfs al zouden beide bestuurders evenveel verdienen, dit geen rechtvaardiging is om de vermelding van de totale bezoldiging achterwege te laten.

Casus 2: In de toelichting van de jaarrekening wordt vermeld dat beide bestuurders evenveel verdienen

De rechtspersoon zou de herleidbaarheid ook zelf kunnen creëren, namelijk door in de toelichting te vermelden dat beide bestuurders evenveel verdienen (of dat bestuurder A zestig procent van de totale bezoldiging verdient en bestuurder B veertig procent). Zo'n toelichting zou leiden tot herleidbaarheid van de individuele beloningen. Maar het algemeen bekend en daarmee herleidbaar maken van de bestuurdersbezoldiging door de verdeling ‘vrijwillig’ te vermelden is niet wettelijk verplicht en naar onze mening in strijd met de bedoeling van de wetgever. Dit zal ons inziens dan ook niet tot een vrijstelling van het vermelden van de bezoldiging kunnen leiden. Als herleidbaarheid tot individuele personen als het ware kan worden gecreëerd door de rechtspersoon zelf, zou de wettelijke vrijstellingsbepaling immers feitelijk een dode letter worden. Iedere relatieve beloningsverhouding, ook bij bijvoorbeeld acht bestuurders, kan immers ‘vrijwillig’ worden genoemd in de toelichting en daarmee ‘vrijwillig herleidbaar’ worden gemaakt.

Casus 3: Oop basis van de statuten kan de beloning van een individuele bestuurder worden herleid

Het zou kunnen dat statutaire bepalingen er toe leiden dat herleidbaarheid aanwezig is. Stel dat onderneming A een honderdprocentdochter is van X. A heeft drie statutaire bestuurders, waarvan twee gedelegeerd zijn vanuit X. In de statuten van A staat dat de gedelegeerde bestuurders geen beloning ontvangen. Vermelding van de totale bezoldiging in de jaarrekening van A betekent dat, op grond van de openbare statuten, derden kunnen weten dat de vermelde bezoldiging geheel moet worden toegerekend aan de (enige) niet-gedelegeerde bestuurder van A.

Toch leidt ook dit ons inziens niet tot een vrijstelling van de vermelding van de bezoldiging. Het (op deze wijze) inrichten van de statuten is immers ook een handeling van de rechtspersoon, die evengoed achterwege zou kunnen blijven. Met andere woorden, door de vermelding in de statuten dat de gedelegeerde bestuurders geen beloning ontvangen, heeft de rechtspersoon zelf de herleidbaarheid als het ware gecreëerd. Dit is in essentie niet anders dan de in casus 2 genoemde ‘vrijwillige’ vermelding in de toelichting.

Casus 4: Er is één bestuurder, en dat is een management-BV

Indien de bestuurder een management-bv is, zal altijd vermelding moeten plaatsvinden. Een management-BV is namelijk een rechtspersoon en geen natuurlijke persoon. De vrijstelling van vermelding geldt alleen voor natuurlijke personen. Indien een natuurlijk persoon de enige statutair bestuurder is, maar hij zijn vergoeding via zijn management-BV in rekening brengt, zal wel sprake zijn van een vrijstelling.

Echte algemene bekendheid

Uit de vier voorbeelden blijkt dat om gebruik te kunnen maken van de vrijstelling het echt moet gaan om een algemene bekendheid aangaande de (al dan niet gelijke) bezoldiging van de bestuurders. Dit volgt ook uit de wetsgeschiedenis (zie onder andere Eerste Kamer vergaderjaar 1992-1993, 22526, nr. 85b (memorie van antwoord)). Het gaat daarbij uiteindelijk niet zozeer om de kring van die bekendheid (aandeelhouders, personeel etc.) maar vooral om de aard van de bekendheid, namelijk:

a. echte algemene bekendheid (feiten) en niet veronderstelde bekendheid (gissingen), en

b. voortkomend uit verplichte bekendmaking.

Het komt ons voor dat deze situatie van ‘algemene bekendheid’ zich bij bestuurdersbezoldigingen zelden zal voordoen.

Commissarissenbeloning

De kans dat sprake is van algemene bekendheid van de beloning is groter bij commissarissenbeloningen. Een voorbeeld: Bij rechtspersoon XYZ krijgt alleen de voorzitter van de raad van commissarissen een bezoldiging. In sectorspecifieke wetgeving is vastgelegd dat de (door specifieke aandeelhouders) gedelegeerde leden van de raad geen bezoldiging krijgen omdat zij in dienst zijn van die aandeelhouders en dit toezicht bij hun taak hoort, en dat alleen de voorzitter van de raad (niet gedelegeerd en daarom beschouwd als onafhankelijk) een bezoldiging ontvangt.

Daarmee zou vermelding van de totale bezoldiging van de raad van commissarissen herleidbaar zijn tot een natuurlijke persoon, namelijk de voorzitter. Vennootschap XYZ kan derhalve terecht een beroep doen op de vrijstelling en kan de vermelding van de bezoldiging achterwege laten.

Slechts in uitzonderingsgevallen

Uit bovengenoemde voorbeelden blijkt dat het zelf (‘vrijwillig’) herleidbaar maken van de beloning van bestuurders (of commissarissen) ons inziens niet kan leiden tot een vrijstelling van vermelding van de bestuurdersbezoldiging. Dit zou in strijd zijn met de bedoeling van de wetgever en zou leiden tot een dode letter in de wet, omdat op die manier vermelding van bestuurdersbezoldigingen bewust zou kunnen worden voorkomen. De conclusie moet zijn dat bij een rechtspersoon met meer dan één natuurlijke persoon als statutair bestuurder, slechts in uitzonderingsgevallen gebruik zal kunnen worden gemaakt van de vrijstelling van vermelding van de bezoldiging. De consequentie van ten onrechte niet vermelden daarvan zou - op basis van NBA-praktijkhandreiking 1115 - kunnen zijn dat de externe accountant de ontbrekende bestuurdersbezoldiging zal opnemen als een onderbouwing van het aangepast oordeel in diens controleverklaring.

Noot
Sonja Böhmer en Cees van Geffen zijn verbonden aan het Directoraat Vaktechniek, Ernst & Young.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.