Out of print: Een mooi leven
Ja, hij hij zal in de ogen van minder weledelgeboren tijdgenoten wel een ‘kakker’ zijn geweest. Walrave Boissevain schaamde zich niet voor zijn afkomst uit een Amsterdamse hugenotenfamilie die in handel, scheepvaart en assurantiën welvarend en aanzienlijk was geworden. Maar wát een leven had die man.
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 7/8, 2011
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
“Ook in Deli ontmoette ik den Sultan, die door de tabak een vermogend vorst is geworden. Hij had een prachtig paleis en daarin een schitterend automatisch orgel”, schrijft hij rond 1942 in zijn autobiografie, terugkijkend op zijn ‘Indische Jaren’. Hij was toen amper twintig. Geboren in 1876 werd hij na school door zijn vader ondergebracht bij Scheepsagentuur Daendels in Batavia en de Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Hij moest later immers een leidende rol spelen in het familiebedrijf Stoomvaartmaatschappij ‘Nederland’. Walrave had hersens en stelde niet teleur. Imposant van gestalte bovendien, werden hem als vanzelfsprekend sleutelfuncties aangeboden in bedrijfsleven en (Liberale) politiek. Dat Binnenhof klinkt bij hem als vakantie: “Toen ik in 1913 lid van de Tweede Kamer werd en geen andere werkkring had, beschikte ik over meer tijd en oefende ijverig op de Kennemer Golfclub.” Andere tijden.
Lezend in Boissevains ‘Mijn Leven’, in 1950 postuum uitgegeven door C.A.J. van Dishoeck te Bussum, kost het moeite sentimenten van nostalgie, ja zelfs jaloezie, te onderdrukken. Raar, want je maakt mee hoe hij op zijn 44ste zijn echtgenote én een dochter verliest. Maar intussen is het alsof je afwisselend tussen de coulissen van Louis Couperus ‘Stille Kracht’ staat en die van ‘De Buddenbrooks’ van Thomas Mann. De zaken van Amsterdamse regentenfamilies, maar ook affaires die zich afspelen in de plaatselijke, provinciale, landelijke en zelfs mondiale politiek tussen 1890 en 1944, komen echt tot leven.
Vanwege zijn uitgebreide netwerk werd Boissevain in 1926 gevraagd orde op zaken te stellen bij de ertshandel Wm. H. Müller & Co, die eerder door dr. A.G. Kröller tot grote bloei was gebracht. Zó zelfs dat zijn echtgenote, Helène, haar befaamde kunstcollectie kon opbouwen. Maar Kröller had veel geleend, vooral van de Rotterdamse Bankvereniging, en na enkele tegenslagen dreigde die bank meegesleept te worden in Kröllers val. Boissevain bemiddelde: “De zaken waren zoo ingewikkeld dat wij de firma Price Waterhouse opdroegen een uitgebreid rapport samen te stellen.” Met veel stuurmanskunst leek de firma gered. Maar later doet crisis van 1929 alle inspanningen teniet.
In 1944 overlijdt deze steunpilaar van de maatschappij. Vergeten nu. Nergens heeft een straatnamencommissie ‘Wally’ Boissevain onsterfelijk willen maken. Een mooi leven is kennelijk beloning genoeg.