Magazine

Accountant en duurzaamheid

'Nietszeggende' onderzoeken en 'halfbakken' verklaringen met dubbele ontkenningen, sociaal wenselijke 'window dressing'. Duurzaamheidsverslaggeving en -assurance krijgen veel kritiek. Maar het maatschappelijk belang groeit, evenals de rol van accountants. Verkenning van een veelbelovend terrein met kinderziekten.

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 1/2, 2011

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Jeugdig fenomeen heeft tijd nodig

Wat stellen duurzaamheidsverslagen voor en welke rol kunnen accountants spelen bij de beoordeling ervan? Voor Accountant-columnist Marcel Pheijffer waren twee schokkende kwesties uit het afgelopen jaar rond respectievelijk BP en Shell aanleiding om deze vragen weer eens onder de aandacht te brengen. In april 2010 barstte de ramp met het BP-platform in de Golf van Mexico los. Nog geen week eerder hadden accountants van Ernst & Young hun handtekening gezet onder het duurzaamheidsverslag van oliemaatschappij BP. Dit in de vorm van een in negatieve formuleringen gevatte nietszeggende verklaring, na een volgens Pheijffer even nietszeggend onderzoek. Acht maanden later, in december 2010, bleek uit via Wikileaks naar buiten gekomen documenten dat Shell in Nigeria op zijn minst ‘goede contacten’ heeft op alle relevante ministeries in dat land, en dat de oliemaatschappij miljoenen dollars heeft betaald om een corruptieproces te voorkomen. In het duurzaamheidsverslag van Shell wordt echter met geen woord over corruptie gerept.

Dubbele tong

Dit Shell-verslag wordt al een aantal jaren niet meer getoetst door accountants, maar door een external review committee. En dat heeft over Nigeria niet veel meer te melden dan dat het moeilijk is om voor de lezers van het duurzaamheidsverslag inzichtelijk te maken ‘how Shell expects to navigate what continues to be a very challenging operating environment’.

Over deze twee specifieke kwesties valt inhoudelijk uiteraard veel meer te vertellen. Maar minstens zo interessant zijn de meer algemene stellingen die Pheijffer betrekt: “Ik ben niet tegen duurzaamheidsinitiatieven. Vele stappen die op dat terrein worden gezet zijn stappen voorwaarts. Maar laten we ook oog blijven hebben voor de dubbele tong waarmee (te) vaak wordt gesproken.”

En over de rol van accountantsonderzoeken: “Bij geen enkel bedrijf voegt een nietszeggend onderzoek met als resultaat een nietszeggend oordeel voor belanghebbenden iets toe.”

Nietszeggendheid

Voor een deel kan die vermeende nietszeggendheid worden herleid tot het feit dat bij duurzaamheidsverslagen aan accountants meestal een beoordelingsopdracht wordt gegeven. Zo'n opdracht impliceert een oppervlakkiger onderzoek dan een controleopdracht. Daarom mag aan het accountantsoordeel slechts een ‘beperkte’ mate van zekerheid worden ontleend en niet, zoals bij een controleopdracht, een ‘redelijke’ mate van zekerheid.

Bovendien wordt dit oordeel vervat in een negatieve (en in de ogen van sommigen potsierlijke) verklaring. Zij parafraseren gechargeerd: “We hebben met een paar mensen gesproken. We hebben een aantal documenten gelezen. En op grond daarvan hebben we vastgesteld dat we geen aanwijzingen hebben dat hetgeen hier staat is gelogen.”

Voor een ander deel kan de twijfel aan het nut van het werk van de accountant worden toegeschreven aan de jeugdigheid van het fenomeen van duurzaamheidsverslagen. In vergelijking met de inmiddels volwassen financiële verslaglegging is er immers veel minder overeenstemming over de criteria op basis waarvan ondernemingen verslag zouden moeten uitbrengen over hun maatschappelijke prestaties. Ook is het opstellen en publiceren van zo'n verslag niet verplicht. Door dit alles is de verschafte informatie vaak op een minder hoog zekerheidsniveau controleer- baar dan de jaarrekening. Daarnaast is er het risico van green washing: je voor de bühne veel groener, duurzamer of maatschappelijk verantwoordelijker voordoen dan je in feite bent.

Links laten liggen?

Is dit alles voor accountants een reden om met een grote boog om duurzaamheidsverslaggeving heen te lopen? Nee, meent bijvoorbeeld Dick de Waard, partner van Ernst & Young en onlangs benoemd tot hoogleraar auditing aan de Rijksuniversiteit Groningen. Aan het eind van de rede waarmee hij op 11 januari 2010 dit ambt aanvaardde zei hij: “De ontwikkeling van duurzaamheidsverslagen lijkt in de fase van algemene acceptatie te zijn aangekomen. Het aantal assurance-opdrachten neemt toe. Ook op het niveau van de Europese Commissie wordt de vraag voorgelegd of controle moet worden overwogen. In dit geheel zullen de accountants hun rol moeten opeisen en de controle van niet-financiële informatie (waaronder duurzaamheidsverslagen) definitief moeten omarmen en daarbij proactief beleid moeten ontwikkelen om ook op dit gebied de positie te verwerven van de logische assurance provider.”

Dubbele ontkenning

Ondanks zijn stellige conclusie is De Waard allerminst doof voor kritiek. “Degenen die bezwaar maken tegen de dubbele ontkenning in de accountantsverklaring bij beoordelingsopdrachten hebben absoluut een punt. Maar de terechte vraag ‘wat heb ik eraan?’ is niet alleen aan de orde bij duurzaamheidsverslagen, maar ook bij jaarrekeningen.” Echter, vooral bij duurzaamheidsverslagen dreigen cliënt (en accountant) nogal eens om oneigenlijke redenen hun toevlucht te nemen tot een beoordelingsopdracht, namelijk omdat de verstrekte informatie niet of beperkt controleerbaar is. Bijvoorbeeld vanwege de kwaliteit van het bewijsmateriaal, de kwaliteit van de administratieve organisatie, de aard van de informatie of het gebrek aan bruikbare criteria. De Waard: “Dat is een onjuiste keuze. Ook wanneer een beoordelingsopdracht wordt verstrekt, dient sprake te zijn van alle relevante criteria die gelden voor een controleopdracht.”

Op een koopje

In de praktijk zijn het nooit principiële, maar vrijwel altijd financiële argumenten die de doorslag geven om te kiezen voor een - oppervlakkigere en daardoor goedkopere - beoordelingsopdracht. Leen Paape, decaan Nyenrode School of Accountancy & Controlling, vat die houding als volgt samen: “Er is een tendens geweest om voor weinig geld door middel van een accountantsverklaring enig cachet te verlenen aan een duurzaamheidsverslag. Door hieraan mee te werken heeft het beroep bijgedragen aan de verwatering van het werk dat wij met name op dat terrein leveren. Het zal niet eenvoudig zijn het daardoor ontstane beeld terug te draaien.”

Toch het is niet alleen de schuld van de accountants dat er vraagtekens worden gezet bij de waarde van duurzaamheidsverslagen en een eventueel daarbij gevoegde accountantsverklaring, meent Paape. “Er wordt nu al twintig jaar gesproken over het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maar bij de meeste ondernemingen, een paar gunstige uitzonderingen niet te na gesproken, blijft het tot op de dag van vandaag beperkt tot een rituele dans rond een sociaal wenselijk verhaal met weinig substantie.”

De meeste bedrijven zeggen maatschappelijk verantwoord ondernemen na te streven, maar in de praktijk gebeurt dat met de handrem erop, zegt Paape. “In diezelfde geest wordt een of ander duurzaamheidsverslag gemaakt en vervolgens wordt er tegen de accountant gezegd: ‘Kijk er eens naar, maar het mag niet te veel geld kosten.’ Zo'n houding vormt geen incentive voor accountants om het goed te doen. Met als gevolg dat we vaak zitten met allerlei halfbakken verklaringen.”

Trendy afkorting

Ook Johan Piet, accountant voor maatschappelijke verantwoordelijkheid en expert op het gebied van maatschappelijke verslaggeving, ziet met lede ogen dat de klaarblijkelijke populariteit van het maatschappelijk verantwoord ondernemen (trendy afgekort tot mvo) ten koste gaat van de kwaliteit van de verslaggeving daarover.

Mvo vindt zijn oorsprong in oprechte bezorgdheid bij een aantal koplopers over de externe effecten van ondernemingsgedrag op milieu en sociale verhoudingen binnen de maatschappij en in de wereld. De laatste jaren heeft de aandacht voor mvo opeens een enorme vlucht genomen. Mvo is een hype, een machtig marketinginstrument en, zoals dat in het moderne zakenjargon heet, een business case. Naast de intrinsiek gevoelde verantwoordelijkheid bij een aantal koplopers is er het oppervlakkige effectbejag van vele meelopers.

Invuloefening

Piet: “De grote massa van bedrijven lijkt uit angst voor marktverlies voor maatschappelijk ondernemen te kiezen. Dit soort bedrijven gaat wat betreft de verslaglegging op een minimumlijn zitten. Ze maken er een invuloefening van. Toen hen om een verklaring werd gevraagd, hebben heel wat accountants op hun beurt gedacht: ‘Dat doe ik er wel even bij, ik ben per slot van rekening deskundig op het gebied van het beoordelen van jaarverslagen.’ Maar het getuigt van amateurisme en arrogantie, wanneer je denkt dat je daarom ook verslagen met een heel andere inhoud kunt beoordelen. Een van de vereisten om als accountant een opdracht te mogen aanvaarden is het beschikken over voldoende deskundigheid. Met die eis is in de praktijk te lichtvaardig omgesprongen.”

‘Nooit beoordelingsopdrachten’

“Voordat ik een opdracht aanneem, evalueer ik altijd of ik zelf voldoende deskundigheid bezit, of dat ik die moet inhuren', aldus Piet. “Die bevindingen leg ik vast in het duurzaamheidrapport. Mijn werk bestaat merendeels uit het adviseren van bedrijven bij het opstellen van hun maatschappelijke jaarverslagen. Deze audits hebben altijd geleid tot verbetering van zowel de verslagen als de maatschappelijke prestaties van de onderneming. Assurance-opdrachten doe ik minder vaak. Als ik ze aanvaard, gaat het altijd om controle- en nooit om beoordelingsopdrachten. Negatieve verklaringen geef ik niet af, de toegevoegde waarde daarvan voor het publieke verkeer acht ik nihil. Ik stel onomwonden vast dat het verslag een getrouw beeld geeft van de maatschappelijke prestaties van de onderneming. Anders geef ik geen accountantsverklaring.”

Negatieve verklaring

Wim Bartels is hoofd van KPMG Sustainability. Aan hem de vraag wat hij vindt van de kritiek op beoordelingsopdrachten en de daarbij behorende negatieve verklaring.

Bartels: “Ik snap wel dat dit soort opmerkingen worden gemaakt. Maar deze kritiek ontkent de weg waarop we zitten. Met de inrichting van de financiële verslaggeving zijn we al ruim honderd jaar bezig. Die was ook niet van meet af aan zo gestandaardiseerd en professioneel als hij de laatste twintig jaar is geworden. Duurzaam ondernemen en duurzaamheidsverslaggeving zijn nieuwe fenomenen, het is een weg die je opgaat en daar moet je geduld mee hebben.” De vraag die dan opdoemt luidt: zouden accountants vanwege die nieuwigheid hun werk op duurzaamheidsgebied niet moeten beperken tot het geven adviezen en ondernemingen vooral moeten helpen bij het inrichten van duurzaamheidsverslagen? Die vraag moet volgens Bartels om minstens twee redenen ontkennend worden beantwoord. In de eerste plaats omdat naar zijn idee alleen adviseren te vrijblijvend is. Bartels: “In het assurance-traject doe je allerlei suggesties voor verbetering en je zorgt bovendien dat de teksten meer in balans zijn. Als je alleen zou adviseren, heb je minder mogelijkheden om navolging van je suggesties af te dwingen. Bij een assurance-opdracht is er altijd de ‘stok achter de deur’ dat je geen goedkeurende verklaring zult afgeven.”

Derde partij

Deze opvatting wordt overigens niet door iedereen gedeeld. Piet: “In de zeventien jaar dat ik op dit gebied adviseer, heeft slechts één keer een opdrachtgever geweigerd een door mij voorgestelde verandering door te voeren. Ik heb altijd met kracht van argumenten ervoor kunnen zorgen dat mijn adviezen werden opgevolgd.”

Bartels' tweede argument pro assurance is dat de buitenwereld bij een duurzaamheidsverslag zonder accountantsrapport helemaal in het duister zou tasten over de waarde van de daarin vervatte informatie. “Als er niet een derde partij naar heeft gekeken, kan een bedrijf alleen maar positieve verhalen opschrijven of zelfs onjuiste informatie verstrekken. De verklaring geeft aan dat het bedrijf serieus is met oprechte verslaggeving.”

Lastig uitleggen

Niettemin geeft Bartels toe dat de waarde van een accountantsverklaring bij een duurzaamheidsverslag zich lastig in een paar woorden laat uitleggen.

“Je oordeel over de informatie zegt niets over de prestaties van een bedrijf op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Je zegt in het rapport alleen dat er een goed beeld is geschetst. Tegelijkertijd voegen wij ook aanbevelingen toe en wijzen wij lezers erop wat de volgende stappen van het bedrijf moeten zijn. Als dat drie of vier jaar zo zou doorgaan zonder dat er daadwerkelijk iets verandert in de bedrijfsvoering of de verslaggeving, dan ga je je afvragen of je dit nog wel moet willen. Want het is weinig zinvol te blijven hangen in de constatering dat er geen onwaarheden in het verslag staan.”

Leerrondes

Om dit te voorkomen wordt er bij KPMG uitgebreid gediscussieerd over en gesproken met nieuwe klanten voor assurance-opdrachten. De duurzaamheidsverslagen van ‘nieuwkomers’ zijn zelden in één keer goed. “Er gaan heel wat leerrondes overheen voordat ze op hetzelfde niveau zitten als meer ervaren ondernemingen”, weet Bartels. “Bovendien willen we onderzoeken wat de intenties van een onderneming zijn. Als ze alleen maar een accountantsverklaring als window dressing willen, werken wij niet mee. Maar ook bij intrinsiek gemotiveerde bedrijven is het lang niet altijd makkelijk de verslaggeving goed op de rails te krijgen.”

Geïntegreerde verslaggeving

Ook Nancy Kamp-Roelands , executieve director bij Ernst & Young, voorspelt dat informatie over duurzaamheid steeds belangrijker wordt. Zeker nu er vaker pleidooien worden gehouden deze informatie te integreren met financiële informatie. De oprichting van het International Integrated Reporting Committee, waarbij zij betrokken was, is hier een duidelijke reactie op. “Daardoor komt het terecht in de portefeuille van de cfo en krijgt het meer draagvlak. Tegelijkertijd worden, bijvoorbeeld door aanscherping van de GRI-richtlijnen, de toetsingscriteria voor de verslaggeving verbeterd. Heldere criteria versterken de eenduidigheid in oordeelsvorming en daarmee de kwaliteit van verslaggeving en controle. Als accountants moeten wij klaar staan om ondernemingen te ondersteunen in hun weg naar duurzaamheid. Zowel intern bij de opstelling van de verslagen, als extern bij de beoordeling.”

Kamp pleit ervoor om duurzaamheidsverslaggeving binnen de reguliere accountantsopleiding een plek te geven. Maar dat betekent allerminst dat accountants in hun eentje dit soort werk zouden kunnen doen. Kamp: “Naarmate een cliënt complexer is moet je als team meer verschillende deskundigheden in huis hebben.”

Voorbereiden

Ook al is er veel kritiek op duurzaamheidsverslagen en moet assurance - voorlopig - op een koopje, toch zijn dat volgens Leen Paape geen reden om dit gebied à priori links te laten liggen: “Voor zover ik kan zien, zijn de big four alle vier bezig zich grondig voor te bereiden op sustainability. Zelf hebben ze ook nog niet echt het antwoord op de vraag of advies of assurance het speerpunt moet zijn.

Ze doen hun best, maar ze hebben ook niet zoveel macht en kracht dat ze als accountants het thema op een hoger plan kunnen tillen: ze zijn volgers van wat er op duurzaamheidsgebied bij ondernemingen gebeurt. Ik vind het verstandig dat ze niet te hard roepen op dit thema, want op dit moment hebben ze de opinie tegen. Maar het is goed dat ze zich achter de schermen voorbereiden.”

Deskundigheidsbevordering: ‘Verliesgevend’

Dat de gemiddelde accountant niet zomaar een duurzaamheidsverslag kan beoordelen, mag duidelijk zijn.

Zelfstandig mvo-adviseur/accountant Johan Piet heeft in het verleden zelf via onderwijstrajecten veel gedaan aan deskundigheidsbevordering en is daar nog steeds een groot voorstander van.

De Erasmus Universiteit Rotterdam biedt sinds enkele jaren een postdoctorale opleiding aan, opgezet door Nancy Kamp-Roelands, executive director Ernst & Young. Ook de andere geïnterviewden onderstrepen het nut van verdere professionalisering. Maar omdat ondernemingen voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten, is daar weinig geld voor beschikbaar. Leen Paape van Nyenrode: “Ik zou graag een dergelijke opleiding willen aanbieden, maar ik durf het niet. Dat wordt een verliesgevende operatie.” Wim Bartels van KPMG kan met Paape meevoelen: “Als je nu met zo'n opleiding zou beginnen, is die gedoemd te mislukken. De meeste accountantskantoren zijn nog niet zo ver dat ze hun mensen serieus door zo'n opleiding heen laten gaan. Ze zien mvo nog niet als een beweging die ook wat betreft verslaggeving de wereld zal veranderen, waarbij niet-financiële informatie minstens zo belangrijk wordt als financiële.”

‘Goednieuwsshow’

Een voor de hand liggende ‘fout’ is dat een onderneming graag rapporteert over wat er allemaal goed gaat. Bijvoorbeeld over energiebesparing en/of diversiteit in het personeelsbeleid, terwijl er word gezwegen over een vieze pijplijn in een natuurgebied.

Wim Bartels (KPMG): “Wij zorgen er voor dat alle voor het bedrijf relevante onderwerpen worden meegenomen. Ook die waarop het misschien minder goed scoort. De richtlijnen van het Global Reporting Initiative zijn daarbij heel nuttig. Door over alle relevante aspecten van mvo te rapporteren, is er meer balans in een verslag en is het niet alleen een ‘goednieuwsshow’.”Bartels is echter geen voorstander van gedetailleerde wettelijke voorschriften voor duurzaamheidsverslaggeving: “Dan regel je het als het ware dood. Dan wordt het verslag een afvinklijst. Dan haal je er bij de onderneming uit waar het werkelijk om gaat: de buitenwereld informeren over de impact van je activiteiten en uitleggen hoe je werkt aan een duurzame toekomst.” 

Annegreet van Bergen is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.