Magazine

Out of print: De huid van de beer

Anders dan bankiers, artsen of advocaten staan accountants er niet om bekend dat zodra ze een paar centen kunnen missen, ze de aandrang krijgen om serieus kunst te gaan verzamelen. Ik ken althans geen accountant die kunst verzamelt en geen verzamelaar die accountant is.

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 4, 2014

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

Maar er is wel één gebeurtenis uit de geschiedenis van het kunst verzamelen die verplichte kost zou moeten zijn voor elke eerstejaars student accountancy. Ik heb het over het fameuze geval van La peau de l'ours.

Op 2 maart 1914, nu honderd jaar geleden, kwam bij het veilinghuis Drouot in Parijs een bijzondere collectie schilderijen onder de hamer. Honderdvijfenveertig kunstwerken werden er die dag verkocht van kunstenaars die op dat moment eigenlijk nog maar aan het begin van hun carrière stonden: Picasso, Matisse, Derain, Van Dongen, Vlaminck, Rouault, Bonnard, Denis, Maillol, Vuillard en nog een stuk of dertig anderen. De veiling was een primeur, maar niet vanwege al die grote namen. Uniek aan de collectie was dat hij niet bijeen was gebracht door één steenrijke verzamelaar, maar door een groep speculanten. Tien jaar eerder, in 1904, was een dertienkoppig gezelschap enthousiast gemaakt door ene André Level, kunstcriticus, om voor gemeenschappelijke rekening eigentijdse kunst te kopen, puur om die tien jaar later weer op de markt te brengen en de winst te verdelen. Het fonds werd La peau de l'ours, gedoopt, verwijzend naar een fabel van Jean de la Fontaine met de bekende moraal: verkoop een huid nooit voor je de beer geschoten hebt.

Het plan werd een spectaculair succes. Level zelf had geen geld, maar wel een 'oog'. Hij kocht; de andere deelnemers fourneerden geld: elk jaar 2.750 franc. De opbrengst van de veiling was ongekend: 116.545 franc. De afgelopen eeuw werd over dit geval een bibliotheek volgeschreven, maar ik las een vlot vertelde samenvatting in het 59 pagina's tellende boekje 'De huid van de beer', een vertaling van een door de Amerikaanse kunstgeschiedenis-prof Michael Cowan Fitzgerald geschreven artikel, met een uitgebreid voorwoord van Rembrandt-kenner Gary Schwartz. Private bank Pierson, Heldring & Pierson NV gaf het in 1992 uit als relatiegeschenk.

Wat deze geschiedenis ook zo bijzonder maakt is niet alleen dat Level, hoewel gedreven door winstbejag, zo doortastend selecteerde. Op zijn zoektochten vermeed hij de gebruikelijke kanalen, zoals salons, veilingen en de kunsthandel. En hij liet zijn investeerders - onverplicht - twintig procent van hun winst aan de kunstenaars afstaan. Cowan Fitzgerald merkt terecht op dat 'de beleggers begrepen dat de carrières van de schilders veel belangrijker waren dan hun speculatieve onderneming'. Niet de jager creëert de waarde, maar de beer. Bovendien snapten deze innovatieve speculanten dus dat je winst pas in je boeken mag bijschrijven nádat de activa zijn verkocht en betaald. Dat is daarna wel eens anders geweest.

Bert Bakker (1956-2022) was financieel-economisch journalist.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.