Out of print: 'Het huys van leeninge'
De gepensioneerde bankman met wie ik aan de praat raakte had behoefte z'n hart te luchten. Er bestond geen twijfel: alle ellende in het bankwezen was begonnen toen onkreukbare en maatschappelijk betrokken bankiers zich in de jaren tachtig lieten verjagen door grote graaiers naar Angelsaksische snit.
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 4, 2013
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Helaas had ik op dat moment het boek ‘Het Huys van Leeninge’ nog niet onder ogen gekregen. Dat had de boze bankman kunnen genezen van zijn romantisch idee over bankiers in de goeie ouwe tijd. Dit fascinerende boek, met de ondertitel ‘Geschiedenis van de oude Lombarden en de stedelijke bank van lening te Rotterdam - 1325-1950’ - van de toenmalig directeur van de Gemeentelijke Crediet- en Voorschotbank te Rotterdam, J. Melles, werd in 1950 uitgegeven door Martinus Nijhoff te 's Gravenhage.
Een passage over die vroege periode: ‘Het pandbedrijf werd de Lombarden (geldschieters uit Noord-Italie, nadat daarvoor, begin veertiende eeuw, de joden in die positie waren verdreven. BB) meer dan eens verboden, maar gaandeweg trachtte men liever hun woekerpraktijken te beteugelen door begrenzing van de rentetarieven (…) Toch bleef die zeer hoog, in de hand gewerkt door de hun toegekende monopolistische positie en de grote geldsommen, welke zij daarvoor (…) aan de vorst of stad hadden op te brengen. (…) Een Brabants rijmpje luidde: Een woekereer, een meuleneer, een wisseleer, een tolleneer - zijn de vier evangelisten van Lucifeer.’
Kortom: alles wat sommigen zien als de kwalen van deze tijd, was er ook toen al: verstrengeling van belangen van stedelijke overheden of staten staatseigendom, misbruik van monopolieposities. Woekerpraktijken, en, zoals elders blijkt, burgers die daardoor zo getergd raken dat het tot een volksgericht komt. Er wordt verhaald over een moord in 1268 in de Utrechtse dom op enkele van die Lombarden. Dus mochten Sjoerd van Keulen of Rijkman Groenink zich beklagen over karaktermoord in de media: het kan erger. Het boek van directeur Melles (tussen 1760 en 1900 heetten zijn voorgangers ‘Opperboekhouder’) begint met een beschrijving van die oervorm van bankieren: het pandbedrijf. Voor wie nog wel enig bezit heeft maar geen contanten, was dit eeuwenlang de enige manier om toch aan cash te komen. Ook wisselbanken worden beschreven, waar kooplieden voorschotten konden krijgen op basis van ‘wissels’, een soort factoring dus. Maar voor particulieren - van pauper tot prins (letterlijk!) - was de houder van zo'n ‘tafel van lening’ (de Lombarden spraken van ‘banca’) dé bank. Juwelen of kleding waren meestal onderpand.
Melles' bank, inmiddels de ‘Assepoester onder de financiële instellingen’, was voor en kort na de oorlog wat de Amsterdamse Stadsbank van Lening - de lommerd - nu nog doet, maar deze volkscredietbank was ook actief met ‘sparen achteraf ’ (dus kopen op afbetaling) en zelfs met beleggen voor pensioenen. Tja, ook alweer verleden tijd. Stabiel bankieren bestaat niet.