Out of print: Hoe hoort het eigenlijk?
Soms is 't maar goed dat dit maandblad buiten de kring van accountants niet intensief wordt gelezen. Wie zou willen dat ’vreemden’ het stuk ‘Hoe cultureel zijn accountants?’ lazen van Tom Nierop in het decembernummer 2011?
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 4, 2012
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Die vraag werd beantwoord met: nauwelijks. Véél minder dan artsen en advocaten, die maatschappelijk een vergelijkbare status hebben (en zeker niet altijd meer verdienen). Ook kwam aan het licht dat een minderheid van de accountants een landelijk dagblad leest. Zulke dingen kunnen beter niet breed bekend worden.
Dat geldt misschien ook voor wat hierna volgt. Het gaat over een etiquetteboek. Over het oer-etiquette boek ‘Hoe hoort het eigenlijk’, van Amy Groskamp-Ten Have. Het verscheen voor het eerst in 1938, bij uitgeverij H.J.W. Becht in Amsterdam, en was meteen een bestseller. De middenklasse was immers in opkomst en de drukken volgden elkaar snel op. Ik heb hier een zesde druk in handen die waarschijnlijk in 1940 uitkwam. Weinig bekend is trouwens dat Groskamp (1887- 1957) ook romans schreef, en begin jaren dertig mede oprichtster en de eerste hoofdredactrice was van damesblad Libelle. Ze begon met tegenzin aan HHHE. Maar waarom liever geen pottenkijkers? Omdat niet iedereen hoeft te weten dat accountants - die vroeger nogal eens voor dit vak kozen wanneer hun ouders geen universitaire studie konden betalen - precies het type mensen zijn voor wie Groskamp het boek bedoelde. Het is in feite een inburgeringscursus voor social climbers Vaak is de toon die een strenge handleiding - een soort IFRS voor de sociale omgang. Bijvoorbeeld waar het over tafelschikking gaat: ‘Heeft men drie vrouwelijke gasten,dan zullen deze naar afdalende rang geplaatst worden: 1. ter rechterzijde van de gastheer, 2. ter linkerzijde van de gastheer, 3. ter rechterzijde van de voornaamste mannelijke gast.’ Tja, andere tijden. Misschien kun je HHHE nog het best als een toeristische gids zien. Je gaat op reis naar het land van wat de schrijfster noemt ‘Voorname Kringen’. Wat moet je weten? Nou, onder meer hoe de aanhef van een formele brief aan een hoogleraar luidt, maar ook: wat kun je wél en wat niet zeggen’. Niet: ‘Ik lust het niet.’ Wél: ‘Dank u, ik houd er niet zo van.’ (Kinderen uit ‘nette’ families hoorden vroeger steevast: ‘Lussen? Lussen hangen in bussen.’)
In feite wil het boek grenzen tussen rangen en standen - die in 1940 nog zeer rigide waren - helpen doorbreken. Emanciperen dus. Wel vraag je je af of Groskamp sommige fijne kneepjes met opzet onvermeld liet. Ook anno 2012 geef je jezelf nog als ‘toerist’ bloot met uitdrukkingen als ‘eet smakelijk’,‘proost’en ‘waar is het toilet?’. Pesterigheid? Of vond ze zulke finesses onbelangrijk, wetende dat reizigers op de sociale ladder meestal toch herkend worden zodra het tafelgesprek verschuift van aardse naar meer etherische zaken - zoals cultuur.