Is er nog taart?
Het gebeurde donderdagmiddag om kwart voor vijf in kamer A5.78, tijdens het afleggen van de bankierseed.
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 4, 2024
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
» Download dit artikel in pdf
» Download het hele nummer (pdf)
Charlie Groen
Mijn teamleider gaf me een slap A4tje. "Vind je het erg dat we er even geen hele ceremonie van maken?" Wegens omstandigheden kon het niet anders dan snel een printje maken, de zinnen van de eed doorlopen: integriteit, zorgvuldige besluitvorming, klant centraal stellen. En daarna de belofte 'dat zweer en beloof ik', uitspreken en vervolgens de eed uploaden in het juiste systeem. Tot mijn verbazing hoorde ik mijzelf opeens "Zowaar helpe mij God almachtig" zeggen.
Waren het de zenuwen? Of was het dan toch die Heilige Geest? Na een streng humanistische, atheïstische opvoeding gevolgd door een studie filosofie, had de kracht van de rede het geloof allang overbodig gemaakt. Geloof was opium voor 't volk, een religiekwabje in ons brein, een pakkend verhaal.
De achttiende-eeuwse verlichtingsfilosoof Immanuel Kant, bekend om zijn uitspraak 'Durf zelf te denken!', zegt ons om niet klakkeloos religieuze dogma's op te volgen of te vervallen in radicaal scepticisme. Toch stelde hij dat God, de vrije wil en de ziel, noodzakelijke ideeën zijn om moraliteit en rechtvaardigheid te borgen. Omdat het vele onrecht en lijden in de wereld ons verstand letterlijk te boven gaat, rest ons niets anders dan toch te geloven dat wie goed doet goed ontmoet.
Kant leest moeilijk, te droog, te star en vooral te saai. Desalniettemin bewonder ik zijn filosofisch fundament voor ethisch handelen in een wereld die vooral lijkt te draaien op hebzucht, gewetenloos opportunisme en kortzichtig individueel gewin. Hij stelt dat elke esthetische ervaring ons herinnert aan de kracht van onze morele verhevenheid. "Enerzijds zie ik daar de sterrenhemel boven mij, die mij reduceert tot een onbeduidend sterfelijk creatuur, anderzijds draag ik de morele wet in me die mij boven die onbeduidendheid verheft." We kunnen ons beroepen op het idee van vrije wil en ons verzetten tegen onze menselijke natuur. We kunnen in actie komen tegen de stroom in. We kunnen een belofte in een eed naleven, ook al blijft het hele systeem onveranderd.
Om de eed uit de sferen van de automatische taalhandeling te halen, zie ik kansen in een esthetische upgrade. Bijvoorbeeld door de eed af te nemen onder begeleiding van het Concertgebouworkest. Of het doorlopen van een audiovisuele tunnel vol indrukwekkende verhalen over slachtoffers van de economische crisis, waarna je in een spiegel kijkend de eed aflegt. Of de eed blijft hetzelfde, maar je wordt gekoppeld aan een bijstandsgezin waarin je maandelijks een paar dagen meedraait.
Beloftes moeten weer esthetische ervaringen worden. En daarmee moeten we al in groep 1 beginnen. Want gedragsverandering op latere leeftijd is vrijwel kansloos door verplichtingen als werk, hypotheken, kinderen, Instagram, twitter/X, Netflix, relaties en mantelzorg. We hebben meer kans op een betere wereld, als het doen van beloftes net zo indrukwekkend is als het aanschouwen van de immense sterrenhemel. Toen ik aan een groep van vijfhonderd accountants van de Belastingdienst vroeg naar hun indruk van de beroepseed, was de meest opmerkelijke reactie: "Na afloop was er taart."