'Informatietechnologie krijgt nog steeds veel te weinig aandacht'
Ruim twintig jaar geleden kroop Hans Verkruijsse qua gezondheid door het oog van de naald. Helaas is hij daardoor nu minder mobiel, maar het brein van de 75-jarige accountant draait nog steeds op volle toeren. “Mijn interesse lag altijd veel meer bij de potentie van kunstmatige intelligentie.”
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 3, 2024
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
» Download dit artikel in pdf
» Download het hele nummer (pdf)
Luc Quadackers
Krasse knarren
Het zal degenen die Hans Verkruijsse kennen niet verbazen: als hij eenmaal begint te praten is hij niet meer te stoppen. Het resultaat is een ‘potpourri’ aan verleden, heden en toekomst van hemzelf en natuurlijk van de accountancy.
Verkruijsse wordt geboren in Rotterdam en woont daar ook lange tijd. Zijn vader werkt bij Hobo Faam, een inkooporganisatie voor onder andere mode en klein meubilair, waar hij verantwoordelijk is voor de acceptatie van leden. Dat betreft ook de boekhouding en jaarrekening van de leden. Daar zit volgens Verkruijsse mogelijk een stuk achtergrond dat hem zal hebben beïnvloed in zijn keuze voor accountancy. Maar wellicht was de keuze meer pragmatisch. Hij was namelijk lange tijd geheel niet geïnteresseerd in financiën. “Ik heb maar liefst acht jaar gedaan over mijn hbs-B en wilde daarna vliegtuigbouwkunde en ruimtevaarttechniek gaan studeren in Delft. Ik was daar zelfs al ingeschreven, maar ik moest in militaire dienst omdat ik zolang over mijn middelbare school had gedaan. Na mijn afzwaaien, begin jaren zeventig, besloot ik toch maar een andere richting in te slaan. De arbeidsmarkt was toen heel slecht. Van mijn middelbare schoolklas hadden maar twee mensen een baan gevonden en de rest zat in de bijstand. Er waren slechts twee smaken werk beschikbaar: je kon in de haven gaan werken of bij een accountantskantoor. Daar kreeg je het minimumloon.”
In eerste instantie reageert Verkruijsse op een vacature bij KPMG en wordt hij uitvoerig getest door een gespecialiseerd bureau. Hij wordt afgekeurd met de conclusie “de sollicitant zal op latere leeftijd bepaalde facetten over het hoofd kunnen gaan zien”. “Die nietszeggende zin is mij altijd bijgebleven. Toen ik bij Van Dien en Co. ging solliciteren kreeg ik te horen dat KPMG helemaal geen mensen nodig had. Maar door het toen nog bestaande reclameverbod was het plaatsen van personeelsadvertenties de enige manier om de naam van je kantoor in de kijker te spelen.”
Verkruijsse begint bij Van Dien en Co. in Rotterdam en start met de NIVRA-avondstudie. “Je had op zaterdag en woensdagavond colleges. Verder ging alle vrije tijd op aan studeren, je had overal altijd je boeken bij je. Studenten die nu zeggen dat ze het zwaar hebben, kunnen daar nog een voorbeeld aan nemen. Het werk bestond vooral uit hard-core controlewerk, het ouderwetse handwerk: grootboekkaarten opnieuw maken door ‘het uittrekken van sheets’, rapporten tegenlezen enzovoort. Het was vaak pokkenwerk. We hadden wel twee loodzware Adler-rekenmachines op kantoor die konden optellen en aftrekken. Als je geluk had kon je die reserveren, maar eentje stond natuurlijk steevast op de partnerkamer en het meeste rekenwerk gebeurde dus met de hand en uit het hoofd. Ik had gelukkig wel veel interessante klanten, zoals de kroegen op de Kruiskade. Nou dan weet je het wel.”
Opkomende automatisering
Na een uitstapje naar een kleiner kantoor vertrekt Verkruijsse richting de overheid. “Ik wilde ook de andere kant van de tafel van het beroep beter leren kennen, meer bedrijven zien. Toen ben ik overgestapt naar de accountantsdienst van het ministerie van Economische Zaken. Dat was in de tijd van de IPR, de investeringspremieregeling. Ondernemingen konden 25 procent terugkrijgen van hun investeringen. Ik heb daar veel ondernemingen van binnen gezien en veel geleerd.”
Gezien zijn interesse in de bètavakken lonkt de opkomende automatisering als werkveld. “Ik zag de enorme potentie van automatisering voor bedrijven en zeker ook voor de accountantscontrole. Ik vroeg me steeds meer af waarom we zo veel ‘dom werk’ deden, terwijl dat ook veel eenvoudiger kon, zeker met de toenemende automatisering. Ik was inmiddels registeraccountant en bij Moret en Limperg zochten ze toen accountants die zich meer bezig wilden houden met automatisering. Ik ben daar aangenomen door de vermaarde Roel Toppen en kreeg intern een internationale opleiding in informatietechnologie. Ik leerde de programmeertaal COBOL en moest zelf veel met ponskaarten in de weer. Daardoor leer je zeer zorgvuldig werken, want als het niet goed was, moest je meestal helemaal opnieuw beginnen.”
Zijn carrière verloopt crescendo. Na Rotterdam wordt hij partner met als werkterrein Limburg, met name vanuit Heerlen, waar het kantoor onder andere ABP, DSM en Gasunie als klant heeft. Verkruijsse doet veel werk op het gebied van electronic data processing (EDP). Vanaf die tijd wordt hij overigens ook actief als zeer geliefd hoofddocent aan de, toen nog, Rijksuniversiteit Limburg. En hij is actief betrokken bij de oprichting van NOREA. Na enkele jaren Limburg verkast hij naar Apeldoorn, waar hij overigens nu nog steeds woont, om daar een vestiging uit te bouwen.
“In 1995 ben ik daarna door toenmalig bestuursvoorzitter André Bindenga naar kantoor Rotterdam gehaald, om daar de vaktechnische kant van de accountantscontrole verder op te tuigen. Als ik het me goed herinner was daar toen maar anderhalve man en een paardenkop mee bezig. De verslaggevingskant stond wel al veel beter in de steigers.”
Als je het 21 pagina’s tellende curriculum vitae van Verkruijsse bekijkt, is duidelijk te zien dat vanaf dat moment zijn betrokkenheid bij de nationale en internationale vaktechniek en regelgeving explodeert. Bij het NIVRA bestiert hij jarenlang de Commissie Controlevraagstukken en Richtlijnen (CCR). En jarenlang vliegt Verkruijsse de wereld over voor zijn werk bij de IAASB. Een van zijn kasten is dan ook rijkelijk gevuld met de welbekende porseleinen jeneverflesjes van de KLM.
Een van je belangrijkste activiteiten is altijd de controleregelgeving geweest. Waarom hebben we die regels eigenlijk allemaal nodig?
“De essentie bevindt zich eigenlijk in enkele van de standaarden, zoals Standaard 315 en 700. Heel veel van de omvangrijke inhoud geldt in feite ter verduidelijking, of voor situaties die niet altijd aan de orde zijn. Tegen studenten zeg ik vaak dat als je als klein kantoor zelfstandig wilt werken en een nette accountantsverklaring wilt afgeven, dat je dan een Handboek Soldaat nodig hebt. Nou, het enige wat je dan hoeft te doen is de bundel met Standaarden te pakken en weg te strepen wat niet van toepassing is, dan houd je gewoon klip en klaar een controlemethodologie over, die je wel nog verder moet invullen.”
Over de vastlegging daarvan in dossiers heb je wel een duidelijke mening.
“Inderdaad. Volgens mij kan een goede accountant prima een adequate verklaring afgeven. Het bewijzen daarvan in een rechtszaak is echter een ander verhaal. Ik heb daar regelmatig over gesteggeld met de AFM. Je kunt niet alles documenteren. Je moet documenteren wat je kunt documenteren. Je moet je train of thought vastleggen over hoe je tot je conclusies bent gekomen. Maar hoe kan een accountant zijn impliciete kennis opschrijven? Dat gaat per definitie niet. En ik heb ook problemen met de okb, de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling. Hoe kan een accountant in beperkte tijd op overkoepelende wijze iets zinnigs zeggen over een zeer complexe audit waarbij hij niet op de werkvloer betrokken is en hij geen contacten heeft met de cliënt? Dat is gewoonweg niet realistisch.”
Naast de regelgeving is jouw voorliefde altijd blijven uitgaan naar informatietechnologie. Welke ontwikkelingen zag en zie je daar?
“Eerlijk gezegd heeft de jaarrekening, waarin vooral wordt teruggekeken op de afgelopen periode, mij altijd veel minder geïnteresseerd dan de informatietechnologie die ervoor zorgt dat een onderneming goede beslissingen kan nemen. Neem de verslaggevingsregels. Met de verschillende regels, zoals IFRS, RJ, US-GAAP, Islamic-GAAP, kunnen tig verschillende vermogens en winsten worden gepresenteerd. Welke is de juiste? Mijn interesse lag altijd veel meer bij de potentie van kunstmatige intelligentie, vooral bij neurale netwerken die werken zoals ook onze hersenen werken. Accountants moeten iets zeggen over gegevens waarin ook best fouten mogen zitten. In de harde informatietechnologie is dat niet het uitgangspunt. Vanaf eind jaren tachtig ben ik daarom met anderen steeds bezig geweest met het bouwen van allerlei zelflerende systemen. Het was soms vechten tegen de bierkaai, maar zeker internationaal volgde menige presentatie op congressen en bij grote ondernemingen. Ook in Nederland heeft dat geleid tot innovatieve toepassingen, bijvoorbeeld op het gebied van de aanpak van btw-carrouselfraude bij de Belastingdienst.”
Wat was de essentie van jouw ideeën?
“Waar het ruwweg om gaat, is dat transacties of elementen kunnen worden geschaard onder bepaalde categorieën met prototypische kenmerken. De zaken die daar niet onder vallen, zijn in principe buitenbeentjes en moeten nader onder de loep worden genomen. En het mag ook niet zo zijn dat de prototypische kenmerken van vorige week fundamenteel afwijken van de kenmerken van deze week. Dat kan alleen als bijvoorbeeld een strategisch besluit is genomen. Wij waren denk ik heel vroeg bezig met dit soort ideeën. Gelukkig zie je dat dit steeds meer wordt toegepast, maar we vallen nog veel te vaak terug op de ouderwetse steekproefgedachte. Informatietechnologie krijgt nog steeds veel te weinig aandacht, eigenlijk van alle partijen. Als je alleen al op Accountant.nl kijkt, zie je hoe bar weinig aandacht ervoor bestaat. Ook in de opleiding wordt het nog niet goed genoeg opgepakt.”
Wat vind je van de stand van zaken van het beroep?
“Ik vind accountancy nog steeds een heel mooi beroep. Buiten wat ik al zei over informatietechnologie heb ik nog wel enkele opmerkingen. Zo is en blijft het geven van advies lastig voor accountants. Uit mijn promotieonderzoek bleek dat zij daarvoor niet de juiste persoonlijkheidskarakteristieken bezitten. Daarvoor zijn dus specialisten nodig. Voor wat betreft de opleiding zie ik zeker heil in een betere afstemming tussen de theoretische en praktische opleiding, zoals nu al op een paar plekken wordt toegepast. En dan noem ik graag ook nog een van mijn stokpaardjes: accountants vragen zich onvoldoende af of het bronmateriaal dat ze gebruiken voor de controle wel oké is. Weten ze wel wat ze aan het controleren zijn? Hoe weten ze dat de bestanden juist zijn? En leggen ze wel goed vast in het dossier welk bestand precies is gebruikt, wat de relevante totalen waren en op welke datum een bestand is gedraaid? Pas dan kun je dezelfde lijst in een later stadium reproduceren. Mijn afdronk is dat dat soort zaken veel te weinig gebeurt. Alles moet steeds maar sneller. Dat is niet goed. Een belangrijk deel van de oplossing voor veel van de problemen die ik noem, ligt misschien in het opsplitsen van het beroep in verschillende ‘kamers’, zoals nu regelmatig wordt geopperd. Een accountant kan niet meer alles kunnen en kennen. Een accountant kan zelfs al geen specialist meer zijn op het IFRS-gebied, het gaat bij specialisatie al gauw over een subset van IFRS. Ook specialisatie op het gebied van duurzaamheid zie ik niet gebeuren als add-on voor alle accountants. Forensische accountancy: idem dito. Het kan gewoon niet. Het is een no-brainer.”
Wat zijn je persoonlijke toekomstplannen?
“Ik ben de laatste jaren druk bezig geweest met de accountantsopleiding in het Caraïbisch gebied. Daar is de behoefte aan accountants erg groot. Helaas zijn de opleidingen als gevolg van de coronapandemie wat ingezakt. Dat is een belangrijk aandachtspunt, ook voor de Nederlandse overheid. Waar ik kan, zal ik daar nog wel mijn zegje doen en helpen. Daarnaast werk ik met Ralf Wieriks (hoofd vaktechniek Caribisch gebied bij Grant Thornton) aan een leerboek over corporate social responsibility en de accountant. Het boek richt zich vooral op regelgeving en bevat veel praktische voorbeelden en links naar de literatuur. Het bevat tevens analyses van de knelpunten. Een belangrijke conclusie is denk ik dat het probleemgebied vraagt om specialisatie. Ik zal daarnaast tot in lengte van dagen veel blijven lezen; over het vak, maar ook op andere gebieden. Het houdt de Alzheimer en Parkinson buiten de deur! Ik wil ook mijn fotografiehobby weer oppakken. En misschien komt mijn langgekoesterde droom nog eens uit om een science fiction-boek te schrijven. Ik weet nog niet of daar accountants in voor zullen komen. We gaan het zien!