'Accountants leren te weinig kritisch denken'
Hoe kijkt een prominente oud-accountant als Bert Tuinsma (71 jaar), die jarenlang ook nauw betrokken was bij de accountantsopleiding, naar de huidige stand van de accountancy? “Ik hoop dat het beroep met de opleiding een positieve draai gaat maken.”
Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 2, 2024
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
» Download dit artikel in pdf
» Download het hele nummer (pdf)
Luc Quadackers
Krasse knarren
Vijftig jaar geleden startte geboren en getogen Groninger Bert Tuinsma zijn werkzame bestaan in de accountancy. Hij was tot medio 2012 partner bij EY, waar hij zich voornamelijk bezighield met de wereldwijde controleaanpak, de implementatie van nieuwe tools en technieken, regelgeving en standaarden. Na zijn pensionering doceerde hij aan diverse accountancy-opleidingen bij Tilburg University, was hij jarenlang examinator controleleer en voorzitter van de Raad voor de Praktijkopleidingen. Daarnaast was hij druk bezig met certificering van cybersecurity. Op dit moment vult hij zijn tijd met “een beetje timmeren en spijkeren”.
Na afronding van zijn studie bedrijfseconomie en informaticaaan de Rijksuniversiteit Groningen, begint Tuinsma daar als wetenschappelijk medewerker op het gebied vanadministratieve organisatie, na eerst te zijn afgewezen bij Klynveld Kraayenhof en Dijker en Doornbos. Het kan verkeren. Hij volgt de postdoctorale RA-opleiding bij collega’s uit zijn vakgroep en gaat daarna in 1980 aan de slag bij Moret & Limperg in Groningen.
“Toen ik als registeraccountant begon bij Moret had ik twee linkerhanden, ik had nog geen idee waarover het ging in de praktijk. Er was ook nog geen praktijkopleiding. Die kreeg ik pas on the job, na het behalen van mijn RA-titel. Ik kwam qua werk terecht in een aantrekkelijke verdeling tussen controlecliënten en vaktechniek en dat is eigenlijk altijd zo gebleven. Ik heb nooit meer dan vijftig procent van mijn tijd aan cliënten besteed. Ik ben dus geen traditionele accountant die blij wordt van het bedienen van veel cliënten, maar ik heb zeker met plezier (internationale) controles gedaan.”
Controleaanpak en Standaard 315
Tuinsma is nauw betrokken bij de introductie van de Apple Macintosh op kantoor en bij de ontwikkeling van een wereldwijde controleaanpak. Tot dat moment bestond er vooral een landelijke aanpak, die volgens Tuinsma weinig voorstelde. Maar door de samenwerking met Arthur Young werd serieus gewerkt aan een wereldwijde controleaanpak, door Engeland, Nederland, Canada en de Verenigde Staten. Zo staat Tuinsma mede aan de wieg van de eerste Arthur Young-controleaanpak.
“Dat systeem vind je nu eigenlijk terug in Standaard 315 Risico’s op een afwijking van materieel belang identificeren en inschatten en wijzigingen in andere Standaarden. De grondlegging van de wereldwijde standaarden zit dus ook een beetje in mij. Na de fusie met Ernst & Whinney begon het overigens weer van voren af aan, door hun afwijkende aanpak. In 1990 was ik daarvoor een halfjaar gestationeerd in Cleveland. Zo is uiteindelijk de geharmoniseerde EY-controleaanpak ontstaan. Vooral de risicoanalyse en de vertaalslag naar de werkzaamheden blijft tot op heden overigens een belangrijk aandachtspunt.”
Waar zit volgens hem de crux? “Wat mij betreft is het probleem met risicoanalyse, plat gezegd, dat de koppeling wordt gemist tussen administratieve organisatie - of bestuurlijke informatieverzorging, zo je wilt - en controleleer. Dat zie je ook duidelijk bij studenten. In Nederland hebben we goede boeken over deze materie, waarin risicoanalyse staat beschreven per branche en per proces. Maar als je controleleer doceert en studenten moeten een risicoanalyse doen op processen, dan neemt niemand die boeken erbij. Dat leidt tot, laten we zeggen, ‘mystieke’ oplossingen. Het denken in termen van what could go wrong kom je weinig tegen. Wat er fout kan gaan, staat echter uitstekend beschreven in onze boeken over bestuurlijke informatieverzorging. En die gedachtegang staat nu in Standaard 315.”
Hoe krijg je die gekoppelde denkwijze beter tussen de accountants-oren?
“Een van de oorzaken is dat bestuurlijke informatieverzorging en controleleer los van elkaar worden onderwezen. De praktijkopleiding sluit op dat gebied ook onvoldoende aan op de theoretische opleiding. Daarnaast hebben we een gekunsteld en te ingewikkeld rapportagesysteem voor de praktijkstages. De grote kantoren hebben bovendien een eigen systeem voor de ontwikkeling van assistenten, waardoor de meeste HR-afdelingen niet of nauwelijks betrokken zijn bij de praktijkopleiding. Het loopt daardoor uit elkaar en dat zorgt voor onvrede bij studenten. Zij zien de stage daardoor als een belasting, terwijl het natuurlijk een leerinstrument zou moeten zijn.”
Is daar wat aan te doen?
“Ik heb als voorzitter van de Raad voor de Praktijkopleidingen mijn best gedaan daar wat aan te veranderen. Wat mij betreft moet je de regels aanpassen als die een goede oplossing in de weg staan, maar dat is een moeizame weg gebleken. Ik ben in ieder geval blij dat er nu een geïntegreerd slotexamen bestaat. Er lijkt inmiddels ook wat meer beweging te komen en ik hoop dat het beroep met de opleiding een positieve draai gaat maken. Studenten willen nu vaak zo snel mogelijk de vakken halen, terwijl ze te weinig begrip krijgen bijgebracht waarom de gedoceerde vakken van belang zijn. En ze krijgen te weinig professional judgment en kritisch denken aangeleerd; dat je een professional bent en dingen niet alleen maar doet omdat ze al heel lang op die manier worden gedaan, dat je je niet moet blindstaren op dossiers en je gezond verstand moet blijven gebruiken. De kantoren moeten dat eigenlijk doen, maar er is weinig tijd voor. Ik hoop dat door het CEA-project Stip aan de horizon en de herijking van de eindtermen en de praktijkopleiding de zaak ten goede wordt gekeerd. De koppeling tussen theorie en praktijkopleiding, zoals ze nu bij de VU zijn gestart, vind ik overigens al een mooi voorbeeld van een stap in de goede richting. Accountants moeten kritischer worden, de regelgeving neemt toe en de maatschappij wordt steeds complexer. Dat kun je niet meer vatten in de beschikbare opleidingstijd. De theorieopleiding moet daarom meer worden uitgesmeerd en geïntegreerd met de praktijk. Het zijn van accountant is en blijft een vak, of beter gezegd: een ambacht! Dat vergeet bijna iedereen. Het duurt lang voordat je vakbekwaam bent. Het is echt een professie.”
Vind je dat de professional te weinig ruimte krijgt?
“Een goede professional staat in feite gelijk aan kwaliteit. Een goede controlerend accountant die zorgt voor goede controlekwaliteit is iemand die zijn vak verstaat en kritisch is, die waar nodig het gevecht durft aan te gaan met klanten, door blijft vragen en niet tevreden is met simpele antwoorden. Maar controlekwaliteit is lastig te concretiseren. De AFM kijkt daarvoor vooral naar dossiers. Een dossier zegt echter weinig over controlekwaliteit, het zegt iets over het feit in hoeverre de regels zijn gevolgd. Een dossier kan echter prima in orde zijn, terwijl de klant morgen failliet is. In de discussies van de afgelopen jaren komt dit aspect te weinig aan de orde. Ik heb ook moeite met de audit quality indicators. Die zeggen niets over de individuele praktijkbeoefenaar, hooguit over de kwaliteit van de organisatie van het accountantskantoor. Dat staat echter ook al in het transparantieverslag. Politici in de Tweede Kamer vinden controlekwaliteit overigens ook lastig te begrijpen. Maar goed, veel Kamerleden denken bij een accountant sowieso niet heel veel verder dan iemand die bezig is met belastingen en administratie.”
Het klinkt alsof jij vindt dat het kwaliteitsprobleem best meevalt?
“Ik vind inderdaad dat de problemen worden overschat. Hoeveel schandalen zijn er nu geweest in Nederland de afgelopen jaren? Ik kom niet ver. Imtech is denk ik de meest bekende. Maar je kunt in enkele regels opschrijven wat daar fout is gegaan. Het is fout gegaan in de kritische houding van de accountant richting de raad van commissarissen en de raad van bestuur. Hij heeft te weinig ‘op de poot gespeeld’. Het bestuur vond het niet nodig dat de accountant naar Polen ging om te kijken naar het inmiddels veelbesproken pretpark. Daarmee moet je als accountant simpelweg niet akkoord gaan. De accountant heeft dus niet gedaan wat wel moet volgens de standaarden. Dat straalt vervolgens toch negatief af op het hele accountantsberoep. En dan komt er weer meer regelgeving die het allemaal nog lastiger maakt. Dat soort ontwikkelingen leidt volgens mij tot een grote uitstroom uit het beroep. Ik heb in de afgelopen vijf jaar zeker vijftig studenten in de internationale postmasteropleiding in Tilburg gehad. Ongeveer 45 daarvan werken nu in het bedrijfsleven. Waarom gaan die allemaal weg? Ze hebben volgens mij geen zin in de hoge werk- en regeldruk en het eindeloos invullen van formulieren en het afvinken van lijstjes. Voor alle nieuwe regels komen er weer lijsten. Het schiet zijn doel voorbij. Het afwerken van lijstjes is geen garantie dat de boel niet uit de klauwen loopt. Ter vergelijking: Wat is een goede dokter? Als die het protocol volgt en de patiënt sterft, is het dan een goede arts? Of is het beter als de patiënt overleeft, ook al is het protocol misschien niet helemaal gevolgd?”
Wat moet en kan er anders?
“Ik denk dat de wezenlijke taak van de accountant weinig is veranderd. Toch lijken we de ene na de andere kloof te moeten overbruggen. Dat lost weinig op. In de wet staat duidelijk dat we assurance verstrekken bij de jaarrekening. Daarop moeten we ons concentreren en proberen dat helder te communiceren. We moeten het beroep terugbrengen naar waar het voor is bedoeld. Ik ben het roerend eens met Ruud Vergoossen, die in zijn afscheidsrede op Nyenrode stelde dat de wet met name moet gelden voor de wettelijke taken van de accountant. We moeten ons concentreren op de controlerend accountant, op audit en assurance. Het ledenbestand van de NBA bevat maar een paar duizend extern accountants. Je bent extern accountant, of je bent het niet. Die groepen moeten we splitsen. Vergoossen betoogde ook dat er een volledige integratie van de theoretische en de praktijkopleiding moet komen, met specialisatiemogelijkheid. Het recente rapport van de Expertgroep Educatie bevat een goede blauwdruk van hoe het zou moeten gaan. Laten we die ideeën vooral verder om gaan zetten in actie. En de NBA mag best eens wat meer met de vuist op tafel slaan. Ze laten zich naar mijn mening te veel leiden door politiek, AFM en, vaak onwetende, pers. Goede tegenspraak ten opzichte van deze partijen is volgens mij meer dan nodig. Het Nederlandse beroep staat wereldwijd hoog aangeschreven en dan mag het niet zo zijn dat de politiek en de AFM aan de poten blijven zagen.”