Staat de accountant zijn mannetje?
Is de accountant een angsthaas geworden, die nauwelijks nog in staat is zijn mannetje te staan tegenover bestuurders? Wie de kranten erop na slaat, zou dat beeld kunnen krijgen. Maar wat zeggen professionals, van cfo tot hoogleraar, over de praktijk?
Dit artikel is verschenen in Accountant Q1, 2018
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Als start van de rondgang zijn twee onderzoeken van Joost van Buuren, hoogleraar auditing & assurance van Nyenrode Business Universiteit, van belang. Het eerste vond in 2011 plaats onder grote organisaties, financiële instellingen en pensioenfondsen in Nederland. Van Buuren en zijn collega’s onderzochten of door de accountant gecontroleerde controleverschillen uiteindelijk wel zijn aangepast in de jaarrekening. Bij 63 procent van de organisaties (97 van de 147) constateerde de accountant controleverschillen, in totaal 281 stuks. Bij 25 procent (37 van de 147) van de organisaties werden controleverschillen aangepast in de jaarrekening voordat de accountantsverklaring is afgegeven. 27 procent van de controleverschillen (78 van de 281) had belangrijke impact op het resultaat of op kritische grenzen. Conclusie destijds: accountantscontrole heeft impact. Zo worden de jaarrekening en de toelichting op aandringen van de accountant vaak aangepast. Maar heel vaak worden controleverschillen ook niet verwerkt.
Meer impact hebben
Het tweede onderzoek, van oktober 2017, gaat verder waar het eerste is gebleven. Daarbij onderzochten Van Buuren en zijn collega’s 850 jaarrekeningcontroles in het mkb en grootbedrijf in Nederland, gedaan tussen 2005 en 2015. “In 65 procent van de gevallen zijn er één of meer onjuistheden gevonden. De helft daarvan is een belangrijke fout, dat zijn fouten met vijf procent of meer impact op een resultaat, positief of negatief, of zijn kritisch naar hun aard. Bijvoorbeeld door net in de zwarte of rode cijfers te belanden. Of door net wel of niet aan de voorwaarden van een kredietarrangement te voldoen. In 68 procent van de belangrijke onjuistheden wordt de fout niet verwerkt. Dat komt overeen met ons eerste onderzoek. Grosso modo wil ik concluderen dat de accountant meer impact kan hebben dan dat hij nu heeft”, aldus Van Buuren.
Er is een hogere kans dat fouten niet worden verwerkt als de non-auditfee meer is dan dertig procent ten opzichte van de auditfee. “Een concreet getal waar je als onderneming in de praktijk zo maatregelen tegen kunt treffen.” Van Buuren zou het toejuichen als er veel meer wetenschappelijk onderzoek komt naar de effectiviteit van in de praktijk toegepaste controlemethodes en de relevantie van controlebevindingen voor jaarrekeninggebruikers. “Met de uitkomsten komt de accountant steviger aan tafel te zitten bij managementteams.”
Er uitkomen
Van Buuren roept accountants ook op goed in de gaten te houden wie de doelgroepen van de jaarrekening zijn. “Dan weet je meteen op wie je je moet focussen. Dat is niet de cfo die jou door een bepaald raamwerk laat kijken naar de werkelijkheid. Wees je dan ook bewust van die beïnvloeding.”
Zijn organisatie doet weliswaar in sprookjes, maar Daan van Baarsen, cfo van de Efteling, vraagt juist onafhankelijkheid van zijn accountant. “De raad van commissarissen is niet voor niets de opdrachtgever.” Of er door de accountantscontrole wel eens correcties zijn geweest, antwoordt hij ontkennend. “Nee. Er zijn wel eens zaken gevonden, maar die vielen altijd binnen de grens van de materialiteit.” Dat neemt niet weg dat ook Van Baarsen wel eens een dispuut met zijn accountant had. “Bijvoorbeeld over de afschrijvingssystematiek. Wanneer neem je kosten van afschrijvingen in dit kapitaalsintensief bedrijf? Soms duren dergelijke disputen langer, maar je moet er altijd uit kunnen komen. De accountant moet onafhankelijk kunnen zeggen of ik het wel of niet goed doe. En als ik denk dat ik goede argumenten heb, kunnen we het dispuut altijd nog voorleggen aan de raad van commissarissen. Tot nu toe zijn we er nog nooit niet uitgekomen.”
Om de tafel
Van Baarsen vindt dat ondernemingen in een vroeg stadium met hun accountant om de tafel moeten. “Het toezicht op accountants door de AFM is aanmerkelijk strenger geworden. Als je door het jaar heen met de accountant om de tafel zit, tackel je eerder issues. Bijvoorbeeld over inschattingen van risico’s of hoe je met bepaalde omzetten omgaat. Dan krijg je als vanzelf geen correcties aan het eind van het jaar.”
Floris Suijdendorp, concerncontroller bij onderwijsinstelling Landstede, herkent het toegenomen toezicht. “In de vijf jaar dat ik in het onderwijs werk, is de accountant formeler geworden. De tekenen zijn talrijk. Meer interne checks. Meer wetgeving als uitgangspunt. Minder ruimte voor discussie en vrijwel alle controleverschillen leiden tot correctie. In die zin is er dus meer impact.” Hij spreekt ook over brede richtlijnen voor de sector, over de AFM en het bureau vaktechniek van het accountantskantoor dat vaker wordt geraadpleegd. “De ruimte voor een gezonde discussie wordt steeds beperkter. Als voorbeeld: we zijn een non-profit organisatie. Bij de waarderingsvraagstukken van onze gebouwen zag je dat onvoldoende terug. Daarnaast zou ik willen dat de accountant breder kijkt dan alleen naar financiële processen. De wereld is zo groot, dat een heel andere invloed je zou kunnen bedreigen in je continuïteit dan de invloeden die in de accountantscontrole worden besproken. Stel dat de klanttevredenheid zou kelderen. Voor dat soort non-financial kpi’s moet meer oog komen.”
'Sorry dat ik besta'
Arnout van Kempen, werkzaam als adviseur voor accountants en advocaten, met specifieke aandacht voor compliance-vraagstukken en ethiek, vindt dat de accountant in het merendeel van de gevallen goed zijn mannetje staat. “Accountants die er een houding van ‘sorry dat ik besta’ op nahouden, komen niet ver. Maar veruit de meerderheid is prima in staat een professionele discussie te voeren over de regels en wat wel en niet verstandig is. Ik ben daar positief over.” Ze zijn er volgens Van Kempen dus nog: accountants die precies weten waar de grens van het betamelijke ligt en die het moreel gezag hebben om hun klanten aan die grens te houden. “Dat leer je niet alleen in je opleiding, maar vooral in de praktijk. Simpelweg door het vaak te doen. Door ervaring op te doen voordat je als eindverantwoordelijke accountant de handtekening mag zetten.”
Ook Van Kempen ziet wel dat accountants zich meer terugtrekken in het formele. “Er zat in het verleden ook te weinig informatie in dossiers. Het is niet voor niets dat er toezicht is gekomen. De sector erkent dat ook. Cfo’s willen nog wel eens zeuren over de toegenomen informatiebehoefte van de accountant. Dat terwijl ze in het verleden in feite met te weinig informatie weg kwamen. Dat zeuren moet ophouden. Maar de waarheid over advies geven ligt genuanceerder. Dat moet nog steeds kunnen. Zeker op terreinen zoals risicomanagement, die direct zijn gelieerd aan het controlewerk.”
Klinkklare onzin
Wie berichten leest over accountants die honderden mkb-bedrijven rood licht geven, zoals medio januari in het FD werd bericht, zou denken dat de accountant alleen nog maar zijn poot stijf houdt. Niets is minder waar, meent Hans Gortemaker, hoogleraar accountancy aan de Erasmus Universiteit. “Het is klinkklare onzin. Het is namelijk iets van alle tijden dat die mkb-bedrijven geen goedkeurende verklaring krijgen. De accountant moet immers kunnen steunen op een goede AO/IC. Daarvoor is bijvoorbeeld functiescheiding van inkoop, verkoop en voorraad nodig. Dat kan gewoonweg niet bij sommige mkb-bedrijven. En dus onthoudt de accountant zich netjes van zijn oordeel. Dat is geen nieuw fenomeen.”
Gortemaker hekelt wel de ontzegging van een wettelijke controle aan gemeenten. “Je kunt als accountantskantoor niet, voor iets dat een wettelijke verplichting heeft, zeggen dat je er geen zin meer in hebt. Ook al is het een abortuskliniek of een kerncentrale. Binnen het wettelijke kader heb je recht op een controleur. Accountantskantoren gooien het op een gebrek aan capaciteit. Maar dan had je potverdorie je intake tijdens de crisis op orde moeten houden. Dit is ten principale geen goede ontwikkeling.”
Direct door naar Zwolle
Volgens Gortemaker kunnen inschattingen het resultaat behoorlijk beïnvloeden. “Maar daarbij kun je als accountant wel gedocumenteerd aangeven waarom je tot bepaalde grondslagen bent gekomen. Laat je niet leiden door de speeltuin van de raad van bestuur. Als de doelen zijn gehaald, is de raad van bestuur best bereid voorzieningen op te hogen. In tijden van economische crisis werkt het andersom. Dan proberen ze naar de onderkant te lopen. De kunst is om het getrouwe beeld richting de doelgroepen van de jaarrekening vast te houden als leidraad. Recht de rug. Daarbij staat de accountant, met een geïntensiveerd contact met de raad van commissarissen, sterker dan ooit. Het zijn bondgenoten.”
Wie de rug niet kan rechten, heeft aan Gortemaker een kwade. “Ik heb een hekel aan angsthazerig gedoe. Je kunt als accountant in een meeting met de raad van bestuur niet telkens roepen dat je eerst terug moet naar je directoraat vaktechniek. Als controle-items een aantal keer heen en weer gaan, schaadt dat duidelijk de waardering van de accountant.”
Kortom, zo stelt de hoogleraar, de accountant moet zorgen dat hij zijn mannetje staat. “Wees trots op het prachtberoep dat je hebt. Uit onderzoek blijkt ook dat commissarissen in Nederland uitermate tevreden zijn met hun accountants. In internationaal onderzoek staat de Nederlandse accountant soms op nummer één ten opzichte van zijn beroepsgenoten in andere landen. Die andere geluiden hoor je niet of nauwelijks in de media. Zo slecht zijn onze accountants nog niet. En mocht er een accountant tussen zitten die door de knieën gaat, dan mag hij of zij direct door naar Zwolle. Aanpakken die handel.”