Hart op de tong
"Ik heb een enorm gevoel voor rechtvaardigheid", zegt Cor Veenbrink. Vanwege zijn felle beschuldigingen noemde de Accountantskamer hem een 'olifant in de porseleinkast'. Eind vorig jaar gaf de strafrechter de driemaal doorgehaalde registeraccountant gelijk: hij waarschuwde terecht voor beleggingsfraude.
Dit artikel is verschenen in Accountant Q2, 2016
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Cor Veenbrink wordt in 1946 geboren in Utrecht. Hij sport in zijn jonge jaren veel en bij gebrek aan talent werkt hij keihard om het beste uit zichzelf te halen. Met scheidsrechters gaat hij niet in discussie. “In die tijd had je veel meer ontzag voor het gezag.”
Maar in de loop der tijd groeit Veenbrinks neiging om in discussie te gaan bij vermeend onrecht. Hij draagt het hart op de tong en houdt zich verbaal niet in als hij foute zaken constateert. Professioneel zit die eigenschap hem regelmatig in de weg. Hij is al vele malen tuchtrechtelijk bestraft vanwege ongepaste uitingen en ondiplomatiek taalgebruik. In 2010 vindt de Accountantskamer dat hij bij het waarschuwen voor fraude te werk was gegaan als een ‘olifant in de porseleinkast’. Maar in december 2015 haalt hij inhoudelijk gelijk als de fraudeur wordt veroordeeld. De manier waarop Veenbrink de zaak aan de kaak stelde en communiceerde met gedupeerde beleggers levert hem echter in totaal vier doorhalingen op. In 2021 kan hij de NBA vragen om hem weer in te schrijven als accountant. “Dat ga ik ook doen en dan lever ik mijn titel meteen weer in.”
Heeft u in uw eigen belang en dat van de effectiviteit nooit gedacht: ik blijf mijn mond wel open doen maar ik zal mijn woordkeus en toonhoogte iets matigen?
Met een vleug onbegrip in de ogen: “Nee. Dingen moeten soms worden gezegd.” Veenbrink is zich steeds directer gaan uitspreken sinds hij meemaakte hoe bankiers, advocaten en notarissen - maar ook accountants - “de misdaad faciliteren”.
‘Afgebrand’
Veenbrink is 28 jaar registeraccountant als in 2010 zijn inschrijving voor het eerst wordt doorgehaald. Hij werkte in het midden van de jaren zestig een kleine drie jaar bij accountantskantoor Frese Hogeweg Meijer Hörchner in Utrecht. Daar studeerde hij in de avonduren en weekends accountancy. Nog voordat hij klaar was, ging Veenbrink het bedrijfsleven in en kwam terecht in Atlanta, “de mooiste stad ter wereld”. Met zakenpartner John Zwaans leverde hij zwaar materieel aan bouwbedrijven. Toen Zwaans in 1983 overleed bij een auto-ongeluk ging Veenbrink terug naar Nederland. Daar wikkelde hij de zaken van het bedrijf af. Hij moest als getuige optreden in een rechtszaak van Toyota, dat tweeënhalf miljoen gulden claimde van de weduwe-Zwaans. In deze procedure, die veertien jaar duurde, werd Veenbrink op een bepaald moment zelf partij in plaats van getuige. Uiteindelijk wees de rechter de claim af, maar Veenbrink hield er een enorme weerzin tegen advocaten en banken aan over.
In de tussentijd liet Veenbrink zich overhalen alsnog zijn slotexamen accountancy te doen. “Ik schreef een scriptie met de stelling dat je nooit een goedkeurende verklaring kunt afgeven, maar hoogstens kunt zeggen: ‘Mij is niet gebleken dat…’ De scriptie werd binnen vijf seconden afgebrand. Toen heb ik snel een andere scriptie geschreven over de accountant in relatie tot het mkb.”
Berispingen
Veenbrink studeert eind 1982 af en heeft anderhalf jaar een eigen accountants- en advieskantoor, dat onder meer mkb-bedrijven reorganiseert. Hij gaat de barricaden op voor cliënten die ten onder dreigen te gaan omdat banken de geldkraan dicht willen draaien. “Als ik door het vuur ga voor mijn cliënt, staat mij niets meer in de weg.” Veenbrink schiet daarbij verbaal nog wel eens uit zijn slof. In 1994 wordt hij daarvoor twee keer berispt door de tuchtrechter, in 1996 één keer berispt en één keer voor twee weken geschorst.
Weet u nog waarom?
“Nee, ik weet niet precies meer wat ik had gezegd of geschreven. Advocaten en curatoren probeerden met een klacht de druk op mij op te voeren, zodat zij hun zaak konden winnen.”
In de jaren negentig stelt Veenbrink samen met de Stichting Verontruste Burgers het gebrek aan onafhankelijkheid van de rechterlijke macht aan de kaak. Hoewel advocaten daarna geen rechter-plaatsvervanger meer mogen zijn in hun eigen arrondissement, vindt Veenbrink dat de onafhankelijkheid er in de loop der jaren alleen maar op achteruit is gegaan.
Dat vindt hij ook over accountants. Veenbrink was zelf korte tijd controlerend accountant. Hij vindt dat accountants - vanuit “hebzucht, egoïsme en zucht naar macht” - te vaak ten onrechte niets zeggen over foute dingen die zij waarnemen.
‘Volkomen flauwekul’
Zelf doet hij vrijwel meteen zijn mond open als hij in 2009 ziet dat er iets niet klopt bij de fondsen van Regge Vastgoed. De manier waarop hij dat deed stuitte echter op bezwaren. Deze kwestie is hem op meerdere tuchtrechtelijke veroordelingen komen te staan. Inhoudelijk lag de zaak volgens hem duidelijk. “Er waren in Nederland twee bv's Hypothecair Vastgoed Obligaties met obligatiehouders. Deze HVO's leenden geld aan zes commanditaire vennootschappen en een maatschap, die vastgoed zouden aankopen. Ik moest bij de HVO's de belangen behartigen van de obligatiehouders. Ik begon op 1 november en op 8 november zei ik tegen de directeur dat de prospecti volkomen flauwekul waren. Tot in januari 2010 ben ik enorm met hem in discussie geweest, maar hij wilde mij geen enkele informatie geven en mij ook geen contact laten leggen met de obligatiehouders. Hij wist dat hij de zaak bedonderde. Op dat moment wist ik nog niet dat er sprake was van een piramidespel met enorme privéonttrekkingen. De directeur beloofde beterschap, mits ik zou aftreden als toezichthouder. Ik zei: ‘Ja, maar alleen als jij alle investeerders tijdig, volledig en juiste informatie geeft.’ Toen hij dat niet deed heb ik mij op 28 maart 2010 teruggetrokken.”
Porseleinkast
In mei 2010 bevestigt een werknemer van Regge de vermoedens van Veenbrink en geeft hem de namen van vijftien obligatiehouders. Veenbrink schrijft hen op 10 mei 2010 aan en roept de investeerders op zich bij hem te melden voor een reddingsoperatie. Dezelfde dag informeert hij de FIOD, die een paar dagen later langskomt. Veenbrink maant de obligatiehouders in nieuwsbrieven tot spoed, omdat de “frauduleuze, misleidende en onrechtmatige handelingen” maar doorgaan.
De advocaten van de directeur dienen hierover een klacht in bij de Accountantskamer, die Veenbrink op de vingers tikt: zelfs als in de toekomst zou komen vast te staan dat de directeur onoorbaar heeft gehandeld tegenover de investeerders is Veenbrink met zijn beschuldigingen als “de spreekwoordelijke olifant door de porseleinkast” gegaan. “Waanzin,” zegt hij. “Ik heb er alles aan gedaan om de beschuldigingen te onderbouwen. Dat ik eerst naar de toezichthouders had moeten stappen, is ook onzin. Ik heb de FIOD op 10 mei 2010 alle informatie verstrekt en toestemming gegeven om het dossier te verstrekken aan de AFM.”
In de ogen van de Accountantskamer heeft Veenbrink de schijn tegen, omdat hij voor vergelijkbare gedragingen eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Zijn inschrijving moet voor de maximale termijn worden doorgehaald. Een belegger en de NBA dienen klachten van vergelijkbare aard in over dezelfde zaak, waarna nieuwe berispingen en doorhalingen volgen.
‘Op de knieËn’
Eind 2015 wordt de Regge-directeur tot vier jaar cel veroordeeld wegens ‘ponzifraude’. Ook zijn zoon, vrouw en enkele medewerkers krijgen celstraffen. Veenbrink is blij dat hij uiteindelijk inhoudelijk gelijk heeft gekregen. Maar dat betekent niet dat hij het verder opgelucht laat voor wat het is. Daarvoor zit de strijdbaarheid bij hem te diep. Hij zet zich nog steeds in voor dertien gedupeerde investeerders, aan wie hij heeft “gezworen” alles te doen om hun geld terug te halen. Maar een tuchtklacht indienen tegen de accountant die de boeken van de HVO's goedkeurde doet hij niet. “Ik heb hem aansprakelijk gesteld voor de schade en die procedure loopt nog.” Een tuchtklacht diende Veenbrink wel in tegen de advocaten van de Regge-directeur, omdat zij diens fraude hebben gefaciliteerd. Die klacht is definitief ongegrond verklaard. Verder heeft hij procedures lopen tegen de betrokken notaris, de desbetreffende banken, de AFM en het Openbaar Ministerie. Ook de tuchtrechter is nog niet van hem af.
U bent nu al een paar jaar gepensioneerd; wordt u niet eens moe van de zaak en voelt u niet de neiging er een punt achter te zetten?
“Nee. Ik wil complete rehabilitatie. De Accountantskamer en het College van Beroep voor het bedrijfsleven moeten op de knieën. Ik heb bijna 33 jaar volgens de waarden en normen van Limperg geleefd en ben nog nooit veroordeeld voor een vaktechnische fout of fraude.”
Als u uw taal had gekuist, was u nog accountant geweest. Vindt u dat niet jammer?
“Nee, dat is het leven. Zo werkt het op alle fronten.”
Zit het hart het hoofd soms in de weg?
“Ja, maar ik zou het niet willen missen.”