Zoom: sport
Shark attack - Nooit ziek - Koningin - Bushokje in.
Dit artikel is verschenen in Accountant Q4, 2015
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Shark attack
Het was al jaren zijn tweede sportliefde en toen Johan van der Stelt, accountant bij Visser & Visser in Gorinchem, zijn plezier in het voetbal verloor, was de keuze voor het beachvoetvolleyballen vanzelfsprekend. Elk weekend een dagje naar het strand dus? Niet nodig, zegt hij. Zijn club, beachsportvereniging Werkendam, opgericht door de oudste van de volleybalzusjes Kadijk (vier keer Olympische Spelen) en haar vader, heeft “misschien wel de mooiste accommodatie van Nederland” voor deze relatief nieuwe sport.
Het zijn zowel (ex-)voetballers als (ex-)volleyballers die zich aangetrokken voelen door de sport. In zijn algemeenheid blijkt die ‘afkomst’ niet bepalend te zijn voor het niveau. Want het mag dan voetvolley zijn, de bal wordt vooral gespeeld met borst en hoofd. “En af en toe een slim schouderballetje. Je maakt een schijnbeweging alsof je gaat koppen en plaatst de bal dan met je schouder kort over het net.”
Op internationaal topniveau (Brazilië, Portugal) is nog veel meer mogelijk: omhalen en - ontstaan in recente jaren - de shark attack. Van der Stelt: “Als de set-up scherp op het net wordt gespeeld, gooit de aanvaller een voet omhoog, om de bal dan met de onderkant van de voet over het 2.20 meter hoge net te ‘smashen’. Sensationeel.”
Nooit ziek
“Als ik 's ochtends echt heel hard heb getraind, kan ik op mijn werk wel eens een dipje hebben. Dan valt het niet mee wakker te blijven. Maar dat is de uitzondering. De regel is dat ik me goed voel bij al die training. Ik zit lekker in mijn vel en ik loop het grootste deel van de dag rond met een glimlach op mijn gezicht. En ik ben nooit ziek.”
Jessica Belder is consolidation controller bij de Endemol Shine Group. Dat is ze sinds een paar maanden. Daarvoor werkte ze bijna tien jaar voor PwC en twee jaar bij USG People (als corporate controller. Accountancy is sinds een paar jaar niet haar enige ‘baan’: Belder is sinds drie jaar profbokser. In oktober veroverde ze in Carré zelfs de Nederlandse kampioenstitel.
Twee volstrekt gescheiden werelden zijn het, zegt ze. “In het boksen trekt het individuele karakter ervan mij aan. Heerlijk met jezelf bezig zijn, en dan alles geven wat je hebt. Ik kan wel een verhaal ophangen over doorzetten en discipline, en dat je dat ook nodig hebt in je werk, maar dat geldt toch eigenlijk overal voor? Ik geloof niet dat het feit dat ik boks veel te maken heeft met het feit dat ik accountant ben.”
Koningin
Bianca de Jong was vijf jaar toen ze begon met schaken. “Je maakt je dan als kind al dingen eigen, zoals vooruit kijken en strategisch inzicht, waarvan je later ontdekt dat die helemaal niet zo vanzelfsprekend zijn. Dat heb ik wel meegenomen naar mijn werk, denk ik. Ik heb snel het overzicht.”
De Jong, manager bij PwC Rotterdam, schaakte in haar jeugdjaren altijd op hoog niveau, maar zette, toen ze naast haar werk aan de RA-studie begon, de sport op een laag pitje. “Ik speelde bijvoorbeeld geen kampioenschappen meer.”
Toen de titel binnen was “begon het weer te kriebelen”. En zo maakte ze - als nummer drie van Nederland - onlangs deel uit van het Nederlandse damesteam dat tiende werd (van de 150 landen) op de laatste Schaakolympiade. Ook in het teamwerk dat daarvoor nodig was, ziet De Jong een verwantschap met haar werk.
“Het teambelang boven het individuele belang stellen, gezamenlijk trainen, enthousiasme; dat zijn zaken die in het schaken niet vanzelfsprekend zijn. Het is ook lastig, want je ziet elkaar nauwelijks en dan sta je plotseling op Schiphol om af te reizen naar een groot toernooi, en moet je ineens ‘een team’ vormen. Wat betreft de rol die ik daarin heb gespeeld heb ik veel te danken aan de ervaringen die ik op mijn werk opdeed.”
Bushokje in
Fietsen, blijven eten, fietsen, blijven drinken, af en toe een uurtje of twee slapen, en dan weer fietsen. Bijvoorbeeld drie dagen en nachten achter elkaar. Robert Lammerts is accountant bij Ontdekkracht - en randonneur. Dat is een langeafstandsfietser die deelneemt aan tochten die worden georganiseerd onder de noemer Brevet Randonneurs Mondiaux. Het bekendste ‘brevet’ is Parijs-Brest-Parijs, 1.200 kilometer lang. Lammerts legde die afstand af in 87 uur en 34 minuten.
“In 2002 kocht ik een ligfiets en toen kwam ik erachter hoe makkelijk je lange afstanden kunt afleggen met de fiets. Dat bleek ook op de racefiets te kunnen. Met achterop dan een dragertje gemonteerd, voor mijn eten, drinken, de warmtedeken, een ‘reddingsslaapzak’ … daar kruip je dan mee in een bushokje als je even wilt slapen.”
Het is het avontuur, en de ontspanning, die hem naar het langeafstandsfietsen trok. “Net als bij andere duursporten kom je in een flow: dan denk je op een gegeven moment nergens meer aan, of je kunt juist heel helder nadenken over zaken waar je normaal gesproken niet aan toekomt.”
Succes wordt uiteindelijk bepaald door iemands psychische kracht, meer dan door zijn fysieke gesteldheid. “Het is de kunst je krachten te verdelen en goed om te gaan met de afstand. Evenwicht vinden. De uitdaging zit tussen de oren bij deze sport.”