Out of print: 'Het verhaal van een taal'
Hoort het accountantvak tot het domein van de bèta- of de alfa-studies? Gaat het primair om tellen of om vértellen? Ik liet eens op een etymologe, een dame die meeschrijft aan een woordenboek, mijn stelling los dat alfa's en bèta's totaal andere mensensoorten zijn: 'Bèta's kunnen tellen maar niet vertellen (denk aan de bouw waar alles steevast eerst fout wordt uitgevoerd omdat bouwvakkers een bloedhekel hebben aan praten), en alfa's kunnen wél vertellen maar vaak niet tellen'.
Dit artikel is verschenen in Accountant Q2, 2015
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Haar reactie was een eyeopener: “In het woord ‘vertellen’ zit ‘tellen’ - en niet alleen in het Nederlands. Fransen spreken van compter en raconter. Britten van to count, en to recount.” Inderdaad, tellen en vertellen betekenen in essentie hetzelfde: ‘verslag doen van’. Alleen het vocabulaire is anders. De overlap zit zelfs in de uitdrukking ‘rekenschap afleggen over’. Dat gaat over zowel rekenen als spreken.
Zo komen we ook bij degenen die een account geven van wat is voorgevallen. Opvallend aan accountants is dat ze, net als economen, liever bij de bèta- dan bij de alfa-vakken willen horen. Waarom? Omdat de status van bèta harder, serieuzer, ja, ‘mannelijker’ is? Maar wat heb je aan een jaarrekening die bomvol staat met cijfers maar waarin de intelligente duiding - het verhaal in taal - ontbreekt?
Welgeteld 22 jaar geleden bracht uitgeverij Prometheus een briljant boek uit dat het fascinerende verhaal vertelt over het ontstaan van die ‘kleine’ taal die wereldwijd toch door zo'n 25 miljoen mensen wordt gesproken: het Nederlands. ‘Het verhaal van een Taal’, verteld door Jan W. de Vries, Roland Willemyns en Peter Burger, geeft op toegankelijke manier inzicht in hoe het Nederlands ontstond. En waarom pas zo laat, of beter gezegd waarom de oudste snipper geschreven Nederlands zo relatief jong is, hoe die pas in 1932 werd gevonden, en dat dan ook nog eens in de kantlijn van een boek van rond het jaar 1100 in het Latijn. Maar ook: hoe het door andere talen werd en wordt beïnvloed, in welke varianten die taal heeft bestaan - en nog bestaat (bijvoorbeeld als bargoens, bekakt of als ‘turbotaal’ - ‘hot’ in 1993!). Je leest dat dialecten niet zijn afgeleid van de standaardtaal maar de standaardtaal van dialecten, waarom spellingkwesties altijd al oorlog waren, waarom ook ‘beschaafd Nederlands’ voortdurend verandert en wat verklaart waarom dat ‘beschaafde Nederlands’ meer lijkt op Randstedelijk Nederlands dan op Gronings, Zeeuws, of Limburgs.
Zelfs dat taal ook kapitaal kan zijn komt in het boek voorbij. De bevestiging daarvan hoorde ik laatst in de trein: twee studenten van Rotterdam School of Management discussieerden over de investering van een paar ton (!) in een opleiding aan Stanford. De één tegen de ander: ‘Hun hebben daar veel betere professoren…’ Tjonge, dacht ik, wat zonde van al dat geld…