Het VOR-mes snijdt aan twee kanten
De invoering van een verklaring omtrent risicobeheersing (VOR) bevestigt de verantwoordelijkheid van de onderneming in de controleketen.
Auke de Bos en Hans Gortemaker
Er is inmiddels veel gezegd en geschreven over de rol van de externe accountant. Door de aandacht voor alles wat een accountant moet zijn, ligt het vergrootglas minder op de andere onderdelen van de controleketen; bijvoorbeeld op de verantwoordelijkheid van de gecontroleerde onderneming zelf.
Daar is deze maand verandering in gekomen met de introductie van het begrip VOR (verklaring omtrent risicobeheersing). De VOR is een aanbeveling uit een recent onderzoek van de Universiteit Leiden, in opdracht van demissionair minister Hoekstra en getiteld 'Versterking verantwoordingsketen. Een wetenschappelijk onderzoek naar de versterking van de verantwoordelijkheid van gecontroleerde entiteiten zelf rondom de accountantscontrole en de jaarverslaggeving'. De minister heeft opdracht voor dit onderzoek gegeven, omdat het één van de aanbevelingen was van de Commissie toekomst accountancysector (Cta) uit 2020.
De Leidse wetenschappers stellen voor om ondernemingen jaarlijks een VOR te laten afgeven. Daarmee verklaart het bestuur in hoeverre de onderneming beschikt over adequate risicobeheersings- en controlesystemen op het gebied van de operationele, compliance- en verslaggevingsrisico's. Bovendien moet de VOR gaan gelden voor alle grote rechtspersonen, niet alleen voor beursgenoteerde ondernemingen.
De invoering van de VOR bevestigt de verantwoordelijkheid van de onderneming in de controleketen, niet alleen op verslaggevingsgebied maar nu dus ook op operationele en compliance risico's. De strategische risico's blijven vooralsnog buiten beschouwing. Ook in het Verenigd Koninkrijk zijn vergelijkbare voorstellen aan de orde.
Naast de verantwoordelijkheid van bestuurders, zien de onderzoekers terecht ook een rol voor de externe accountant. De externe accountant zou bij de VOR een beoordelingsverklaring moeten afgeven en daarmee zekerheid verschaffen. Dit overstijgt de huidige werkzaamheden van een accountant met betrekking tot het bestuursverslag (waarvan de VOR deel zal uitmaken). Op dit moment gaat de accountant alleen na of het verslag materiële onjuistheden bevat, op basis van kennis die is verkregen bij de wettelijke controle. Het toevoegen van zekerheid is wenselijk en kan inderdaad met een beoordelingsverklaring. Die leidt echter tot een beperkt niveau aan zekerheid. Gezien het belang van de VOR pleiten wij voor een controleverklaring, met een hoog niveau aan zekerheid. De beoordelingsverklaring kan tijdens de transitiefase op weg daarnaartoe echter zeker worden ingezet.
In zijn reactie op het Leidse onderzoek onderschrijft de minister het nut van een verklaring over de effectieve en adequate risicobeheersings- en controlesystemen. Hij wil echter voor de VOR geen wettelijke verankering. Hij heeft nadere inbedding in de Nederlandse Corporate Governance Code belegd bij de Monitoring Commissie. Via deze route krijgen, althans op dit moment, alleen beursondernemingen met de VOR te maken. Dit lijkt een gemiste kans; juist omdat de VOR een belangrijke prikkel kan zijn voor een betere verantwoording door besturen. En daarmee een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de accountantscontrole van alle grote ondernemingen. Het VOR-mes snijdt zo aan twee kanten.
Auke de Bos en Hans Gortemaker zijn als hoogleraar respectievelijk emeritus hoogleraar verbonden aan de Erasmus School of Accounting & Assurance. Auke de Bos is daarnaast partner en bestuurder bij EY Accountants.