Marcel Pheijffer

Marcel Pheijffer vraagt zich - niet voor het eerst - af in hoeverre vanuit de accountancy de juiste discussies worden gevoerd over fraude.

Discussie Column

Accountant: opspoorder, detective? Wat doet het er eigenlijk toe?

Het onderwerp fraude blijft menig vakgenoot bezighouden. Zo werkt het woord fraude bij Alexander Vissers als een 'rode lap op een stier', zodra de accountant met het woord 'opsporing' in verband wordt gebracht. Recent betoogde hij onder meer het volgende: "De gedachte dat een accountant ooit zou kunnen rapporteren over geconstateerde fraude met betrekking tot de door hem gecontroleerde jaarrekening, is derhalve volkomen absurd. De NBA moet dan ook ophouden met het wekken van de indruk dat accountants fraudes vaststellen, of dat de wettelijke controle is gericht op het opsporen van fraudes, of dat accountants in het controleverslag of controlerapport kunnen rapporteren over fraudes met betrekking tot de onderzochte jaarrekening."

In een recent essay gaat Arnout van Kempen in op de vraag of het terecht is dat "mensen die kritisch zijn op de rol van de moderne accountant rond het thema fraude' vinden dat het accountantsberoep in Nederland haar ontstaansgrond vindt in de Pincoffs-affaire. Hij trekt onder meer de volgende conclusies: "Hoezeer een grote fraude de geboorte van het Nederlandse accountantsberoep ook heeft ingeleid, fraude was nauwelijks de enige, om in hetzelfde beeld te blijven, verwekker van het beroep, en al helemaal niet één van de jonge ouders van het accountantsberoep-in-kinderschoenen." En voorts: "De accountant is kennelijk in eigen ogen nooit verantwoordelijk geweest voor het opsporen van fraude als ding an sich. Het beroep heeft ernaar gestreefd die indruk niet te wekken en ook geen zekerheid te geven die het niet kon waarmaken."

Van Kempen verwijst voorts naar iconen zoals Van Dien en Limperg die er - volgens de geschiedschrijving door Johan de Vries - in 1907 en 1908 expliciet op wijzen dat de accountant "geen detective is wiens voornaamste werk erin bestaat dieven te vangen. Zijn werk heeft een hoger doel dan het ontdekken van misdrijf".

Ik vraag mij af - en niet voor het eerst - in hoeverre vanuit de accountancysector de juiste discussies worden gevoerd over fraude. De indruk die bij vakgenoten zou kunnen ontstaan uit de recentelijk geventileerde opvattingen van Vissers en Van Kempen, is dat accountants wel een stapje terug kunnen doen op het gebied van fraude en niet moeten doorslaan in een 'opsporingsdrift' naar fraude. Daar staat tegenover dat - bijvoorbeeld - de AFM op basis van toezichtsonderzoeken kritisch is op accountantsorganisaties en juist benadrukt dat accountants er ten aanzien van fraude nog een schepje bovenop behoren te doen.

Piketpaaltjes

In deze bijdrage sla ik enkele piketpaaltjes die voortvloeien uit wet- en regelgeving, namelijk:

  1. De controlestandaarden (NV COS 200.5) schrijven voor dat de accountant een hoog niveau van zekerheid verstrekt dat de financiële overzichten vrij zijn van materiële afwijkingen. Dit is de essentie van een controleopdracht en daarop dienen de werkzaamheden van de accountant volledig te zijn gericht.
  2. De accountant dient zich dus in eerste instantie te richten op 'afwijkingen'. Dat deze het gevolg kunnen zijn van 'fraude' of van 'fouten' is nevengeschikt. Het onderzoek naar de oorzaak van afwijkingen krijgt pas betekenis en komt pas nadrukkelijk aan de orde nadat een afwijking is geconstateerd.
  3. De gerichtheid op 'afwijkingen' is van belang in het kader van de risicoanalyse, die immers is gericht op het identificeren en inschatten van het risico op afwijkingen van materieel belang (conform NV COS 315).
  4. In de risicoanalyse dient de accountant rekening te houden met afwijkingen die kunnen ontstaan door fouten, maar ook door fraude (zie bijvoorbeeld NV COS 315.6).
  5. Daarbij wordt in NV COS 315.6 gesteld dat "de significantie van fraude zodanig is dat verdere vereisten en leidraden zijn opgenomen in Standaard 240 met betrekking tot risico-inschattingswerkzaamheden".
  6. Dat de accountant zich (onder meer) dient te richten op frauderisico's heeft dus ook niets, maar dan ook niets, te maken met 'opsporing' of het spelen van 'detective'. Dit zijn overigens ook geen woorden die door de AFM en/of NBA, noch door ondergetekende worden gehanteerd in relatie tot de rol van de controlerend accountant. Het door criticasters van genoemde partijen aanhalen van dergelijke woorden is dan ook onterecht en behoort niet te leiden tot stemmingmakerij. Het leidt alleen maar af van waarom het echt gaat, namelijk: waarmaken dat je doet wat de kern vormt van het controlevak conform NV COS 200.5, namelijk: je als accountant richten op afwijkingen van materieel belang.
  7. Van een controlerend accountant wordt derhalve verwacht dat deze (ook) is gericht op frauderisico's, waaruit logischerwijze volgt dat deze een frauderisico-analyse uitvoert. Terecht dan ook dat de AFM daarop wees en toetst en beoordeelt of accountants dat op een correcte wijze doen. Hetgeen blijkens recente AFM-rapporten in onvoldoende mate het geval is.
  8. De frauderisico-analyse leidt tot het benoemen van frauderisicofactoren en concrete, op de entiteit gerichte, frauderisico's. Daarbij zijn de risico's van 'management override' (NV COS 240.32-34) en de 'opbrengstverantwoording' (NV COS 240.27) verplicht in de controle te betrekken risico's, zij het dat het laatstgenoemde risico (in uitzonderingsgevallen) weerlegbaar is.

Tot zover niets spannends, niets bijzonders. Wat mij betreft dan ook niets om als accountant of belanghebbende bezwaar tegen te hebben of het mee oneens te zijn. Tot hier staat het begrip (risico op) 'afwijkingen' centraal en niet fraude, laat staan de opsporing daarvan. Pas bij de volgende situatie verandert de zaak:

  1. Als er een afwijking door de accountant wordt geconstateerd, moet deze evalueren of de afwijking een aanwijzing vormt voor fraude. Als dat het geval is, moet de accountant meer gaan doen.
  2. Daarbij richt de accountant zich in eerste instantie op de controle (dus niet op het bewijzen van fraude of op meldplichten), namelijk door te evalueren wat de gevolgen zijn van de afwijking voor andere aspecten van de controle, met name de betrouwbaarheid van bevestigingen van het management, rekening houdende met het feit dat een geval van fraude waarschijnlijk geen geïsoleerde gebeurtenis is (NV COS.36).
  3. Een dergelijke evaluatie heeft evenmin het karakter van opsporing, laat staan van detective spelen. Het betreft logische handelingen om aard (met name in geval van betrokkenheid van het management) en omvang (in verband met materialiteit) van de afwijkingen in de verantwoording vast te stellen.
  4. In tweede instantie komen de meldplichten inzake fraude (artikel 26 lid 2 Wet toezicht accountantsorganisaties juncto de artikelen 36 Besluit toezicht accountantsorganisaties, voor zover het wettelijke controleopdrachten betreft) en witwassen (NV COS 240.A52A in relatie tot de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering) pas aan de orde. Deze zijn het gevolg van de bevindingen in de controle, maar niet van een instructie aan de accountant om fraude en witwassen op te sporen. Die instructie bestaat namelijk niet.
  5. De accountant kan op bevindingen inzake fraude en/of witwassen stuiten, omdat hij of zij rekening moet houden met het feit dat de financiële verantwoording afwijkingen kan bevatten. Fraude en witwassen opsporen zijn dus niet het doel van de controlewerkzaamheden, maar bevindingen ter zake kunnen daar in voorkomende gevallen uit voortvloeien.
  6. Dat de accountant in geval van fraude en witwassen juridische normen dient toe te passen - respectievelijk gericht op een 'redelijk vermoeden' en de 'ongebruikelijkheid van transacties' - doet niets aan voorgaande af. De gerichtheid op die normen maakt van de accountant geen opspoorder noch detective. Evenmin maakt het de accountant tot een pseudorechter die vaststelt of er sprake is van fraude of witwassen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter en niet aan de accountant.
  7. Tot slot kan een afwijking als gevolg van fraude leiden tot het door de accountant niet kunnen voortzetten van de opdracht en het teruggeven daarvan (NV COS 240.39).

De visie van Vissers

De eerder aangehaalde Vissers stelt in een recente column onder meer: "De wettelijke controle van de jaarrekening heeft niet ten doel gericht op fraude te controleren, dat zou in strijd zijn met het EVRM, met name het verbod op fishing expeditions artikel 6 nemo tenetur; zonder verdenking geen opsporing. Wel bepaalt artikel 21 lid 2 van Richtlijn 2006/43/EG dat 'de wettelijke auditor of het auditkantoor tijdens de hele controle een professioneel-kritische instelling behoudt, door te onderkennen dat er sprake kan zijn van een afwijking van materieel belang als gevolg van feiten of gedragingen die wijzen op onregelmatigheden, met inbegrip van fraude of fouten'."

Vissers formuleert onzuiver in de eerste zin. Want dat de controle "niet ten doel heeft gericht op fraude te controleren" is mijns inziens onzuiver, omdat die stelling eraan voorbijgaat dat de accountant zijn controle richt op afwijkingen, ook die als gevolg van fraude. Daarom moet er op professioneel-kritische wijze aandacht worden geschonken aan de frauderisico-analyse, frauderisicofactoren en concrete frauderisico's.

De tweede zin van Vissers betreft een citaat uit de Europese Richtlijn en laat zien dat zowel de Wta als de NV COS aansluiten op de Europese Richtlijn, namelijk: Het gaat primair om afwijkingen van materieel belang en daarna komt pas bij de evaluatie van de afwijking aan de orde of deze het gevolg is van fraude of fouten. Juist nu Vissers zelf deze zin aanhaalt, begrijp ik niet waarom hij telkens maar blijft ageren tegen eenieder die de accountant een verantwoordelijkheid op het gebied van fraude toedicht. Hij is immers bekend op basis van welke norm dat moet.

Vissers is bovendien onzorgvuldig waar hij stelt: "Voor de accountant is het daarbij in principe niet van belang of de afwijking van materieel belang het gevolg is van een fout of van fraude." Waarvan de afwijking het gevolg is, is namelijk wel degelijk van belang: bij wettelijke controleopdrachten is er een meldplicht als de materiële afwijking het gevolg is van fraude en die is er niet als het gaat om een fout. Voorts kan het niet redresseren van fraude leiden tot het teruggeven door de accountant van de opdracht.

Enkele aanvullingen op het essay van Van Kempen

Zoals gesteld werpt Van Kempen de vraag op of het terecht is dat "mensen die kritisch zijn op de rol van de moderne accountant rond het thema fraude" vinden dat het accountantsberoep in Nederland haar ontstaansgrond vindt in de Pincoffs-affaire. Een vraag die naar mijn mening positief moet worden beantwoord. Zie in deze bijvoorbeeld de emeritaatsrede van professor Ruud Vergoossen (Accountantsopleiding in Nederland: verleden, heden en toekomst, 29 februari 2024, pagina's 5-6 en voetnoot 4). Hij bouwt voort op de historische geschiedschrijving door Johan de Vries (Geschiedenis der Accountancy in Nederland, 1985, pagina's 34-36), die tegen de achtergrond van economische groei in de achttiende en negentiende eeuw "de opmars der boekhouders" beschrijft. Maar boekhouden is nog geen controle en juist dat laatste aspect betreft de kern van het accountantsberoep. De Vries beschrijft de Pincoffs-affaire als de kwestie die het zetje gaf om van boekhouders naar accountants te komen: "Deze grootscheepse fraude legde de urgentie van kundige controle in één slag bloot, tijdens de er aan voorafgaande jaren ontbrak het volledig aan inzicht in de noodzaak hiervan." Voorts stelt hij: "Sneller heeft men zich nu de noodzaak van een remedie gerealiseerd, die erin bestond dat een afzonderlijke, onafhankelijke controledeskundige was vereist, een expert comptable, een accountant."

Fraude was ook de oorzaak van de opkomst van de accountant in het Verenigd Koninkrijk. Zie bijvoorbeeld het proefschrift van wijlen professor André Bindenga (Het vrije beroep van accountant, 1973, pagina 117), die ingaat op "de eerste publieke erkenning van een public-accountant. Charles Snell was in 1721 gevestigd als accountant in London. Het Engelse parlement droeg deze accountant op een onderzoek in te stellen naar de boeken van één van de filialen van de South Sea Company. Het vermoeden bestond dat bij deze onderneming onregelmatigheden waren opgetreden, waardoor velen gedupeerd zouden zijn. Snell maakt een rapport, getiteld: Observations made upon examing the books of Sawbridge and Company. Bentley noemde dit rapport het eerste rapport van een public-accountant ten aanzien van een verrichte controle. Genoemde Charles Snell was reeds gevestigd als accountant en was als zodanig expert in het samenstellen van verantwoordingen. Omdat hij expert was, kreeg hij een controle-opdracht".

In de Verenigde Staten komt het beroep in de negentiende eeuw op. Littleton inventariseert in 1850 dat "nineteen accountants' names were listed in the city directories of New York, Chicago and Philadelphia" (in: Previts, G.J. en B.D. Merino, A history of accountancy in the United States, 1998, page 131). Previts en Merino (page 131) beschrijven dat de opkomst van spoorwegmaatschappijen en de groei van de kapitaalmarkten in de tweede helft van de negentiende eeuw uiteindelijk in 1899 leidt tot het door de New York Stock Exchange nemen van stappen "to require financial statements reports on a regular basis from listed companies".

Zij beschrijven voorts dat accountants meerdere werkzaamheden kregen opgedragen (page 132), waaronder: "They were hired to detect improper entries and fraud as well as to discover errors in the books and records of companies. Defalcations, breaches of trust, irregularities, and swindling schemes were matters of daily occurence in this environment."

Een beroepsbeoefenaar uit die tijd ziet de accountant zelfs als opspoorder en detective (dus toch!). Wederom citeer ik Previts en Merino (page 132): "The professional accountant is an investigator, a looker for leaks, a dissector and a detective in the highest acceptation of the term. (…) he is the foe of deceit and the champion of honesty."

Het laatste citaat sluit mooi aan bij een Nederlandse tekst in het eerste Leerboek der Accountantscontrole (Reiman en Nijst, De accountant als controleur, 1896), namelijk:

"Het is de roeping van den accountant,
het zoeklicht der controle te werpen op de administraties van de meest uiteenloopende ondernemingen;
het goede op te merken en het kwade aan te toonen,
het kromme recht te maken en het duistere op te helderen.
Hij is de kampioen der goede trouw en de vijand van het bedrog."

Mijns inziens logenstraft het citaat de volgende conclusie van Van Kempen: "De accountant is kennelijk in eigen ogen nooit verantwoordelijk geweest voor het opsporen van fraude als ding an sich. Het beroep heeft ernaar gestreefd die indruk niet te wekken en ook geen zekerheid te geven die het niet kon waarmaken."

Slotsom

Kijkend naar fraude als belangrijke ontstaansgrond van het accountantsberoep én naar de hedendaagse doelstelling van accountantscontrole ("Het verstrekken van een hoog niveau van zekerheid dat de financiële verantwoording vrij is van afwijking van materieel belang als gevolg van fraude of fouten" (NV COS 200.5)) is het evident dat fraude een rode draad is voor de accountant.

Dat was zo, dat is zo en dat blijft naar mijn verwachting zo. Daarom is het jammer dat betrokkenen te vaak blijven hangen in semantische discussies over woorden als opsporing en detective. Dat ze mijmeren over de vraag of fraude nu wel of geen ontstaansgrond is van het accountantsberoep. Of dat ze de poortwachtersrol ter discussie blijven stellen. Dat ze ten onrechte fulmineren tegen de AFM, de NBA en anderen die scherpte van de accountant verlangen.

Ga gewoon aan het werk, op zoek naar afwijkingen. Toon je daarbij professioneel-kritisch. Maak gedegen frauderisico-analyses. Werk frauderisicofactoren uit. Benoem concrete frauderisico's. Wees alert bij afwijkingen die mogelijk het gevolg zijn van fraude. Verricht meldingen als het moet. Geef desnoods je opdracht terug.
Moeilijker dan dat is het niet.

Wat vindt u van deze column?

Reageer

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

17 reacties

Johan Peters

Afwijkingen van materieel belang in de jaarrekening kunnen het gevolg zijn van onbewuste fouten (vergissing) of bewuste fouten (fraude). Ongeacht hun oorsprong zijn deze afwijkingen het domein van de controlerend accountant. Hier is iedereen het wel over eens. Er zijn daarnaast legio andere vormen van gedrag of handelingen (door de vennootschap, door bestuurders, door medewerkers) te benoemen die je populair onder de strafrechtelijk niet eens bestaande term "fraude" kunt vatten en dat in de media ook vaak gevat worden. Daarover gaat naar mijn inschatting de echte discussie en daar bestaan de verschillen van inzicht. Overigens gaan die verschillen van inzicht, wederom naar mijn mening, ook niet over het voldoen aan meldplichten bij constatering, maar vooral over het kunnen en moeten constateren daarvan als zodanig. Zolang we daar geen eensluidende opvatting over hebben houden alle berichten met het F-woord erin nieuwswaarde.

Alexander Vissers

Voor de wettelijke controle van de jaarrekening is het misschien verstandiger je te verdiepen in de geschiedenis van de wettelijke controle van de jaarrekening, de juridische implicaties van een wettelijke controleplicht in plaats van de geschiedenis van het accountantsberoep en van de vrijwillige controle? Die laatste is in ieder land verschillend, Frankrijk kende de Commisaire aux comptes traditie, de wettelijke controle is in de EU gelijk. De wettelijke controle is pas laat in de geschiedenis ingevoerd. Ook is het verstandig in plaats van te verwijzen naar het laagste regelniveau, de nadere voorschriften die niet compatibel zijn met het Unierecht, te verwijzen naar het hoogste niveau, de EU Richtlijnen de EU Verordening en het EVRM. En tevens is het nuttig te overwegen welke concrete gevallen van fraude met betrekking tot de financiële verantwoording zijn opgetreden. Als dan blijkt dat er in Nederland maar één enkel geval is opgetreden (veroordeling) in deze eeuw (InnoConcepts) en dat de fraude het verantwoorden van 18 miljoen spookomzet betrof en dat de accountant bij mijn weten niet tuchtrechtelijk is veroordeeld en als slachtoffer is aangemerkt, dan weet ik niet over welk risico het gaat? Een betekenisloos risico in verhouding tot de 1,2 miljard euro die de wettelijke controle jaarlijks kost? Welk frauderisico? En hoe past een analyse daarin? Hoe verklaar je de nadruk op fraude wanneer er in Nederland geen vervolgingen en geen veroordelingen zijn? Beleid dient gericht te zijn op het oplossen van significante maatschappelijke problemen. Fraude met een materiële uitwerking op de financiële verantwoording is dat niet.

Claudia Honings

Ik merk ook dat deze druk leidt tot een sterke focus op documentatie en een ‘check-the-box’-cultuur, uit angst om niet compliant te zijn. Daardoor dreigen gezond verstand, beleving en de eigen verantwoordelijkheid van de accountant naar de achtergrond te verdwijnen, wat ontzettend jammer is.



Claudia Honings

Er is nog steeds veel onduidelijkheid rond de normen voor frauderisico’s. Uit mijn persoonlijke ervaring met het themaonderzoek van de autoriteit merkte ik dat er uitgebreid werd ingezoomd op relatief kleine risico’s, terwijl organisatie-specifieke aspecten en belangen buiten beschouwing bleven. Daarnaast werd er gesteld dat je bij ‘brutofrauderisico’s’ geen rekening mag houden met interne beheersing of materialiteit. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat fictieve betalingen altijd een verondersteld frauderisico zijn.

Wanneer je vervolgens álle bruto fraude risico’s zonder indicatie, vermoeden of reëel belang moet opvolgen of benoemen, ontbreekt simpelweg de capaciteit. Dat schept onrealistische verwachtingen en wekt de indruk dat accountants tekortschieten, terwijl ik juist zie dat elke serieuze verdenking – hoe klein ook – grondig en met grote aandacht wordt onderzocht. Er is ook juist ontzettend veel aandacht voor. Duidelijkere normen, vooral rond wat je wel en niet moet documenteren, zijn daarom absoluut nodig om de controlepraktijk werkbaar te houden. Uiteraard is er ook ruimte voor verdere verbeteringen.

Leen de Vries

De audit door een accountant is het vaststellen dat de voorstelling van zaken juist , tijdig en volledig is.
Fraude is een bewuste onjuiste voorstelling van zaken.
Derhalve is de taak van de accountant duidelijk lijkt mij !

Tjibbe Bosman

@Marcel: Ik ben het eens met je piketpaaltjes, deze zijn m.i. duidelijk. Waar de irritatie zit is dat de AFM maar recentelijk ook de FIOD ronduit onzorgvuldig zijn in hoe ze over controlerend accountants praten en dat dit schadelijk is ("words matter"), zoals Albert m.i. terecht opmerkt.

https://open.spotify.com/episode/76e9kmrUCzEQqbUwzoy3Ym?si=0cde2e1914e04a1a

https://open.spotify.com/episode/6o5oQ6e9i6EsJNpIW9QGQV?si=57820d843ca14bcd

Het lijkt er soms op dat de communicatieadviseurs de AFM rapporten schrijven in plaats van de ter zake deskundige inspecteurs.

Het recente AFM rapport begint bijvoorbeeld over: "Accountants voeren controlewerkzaamheden uit om in te spelen op frauderisico’s."

Hier mist dus "afwijkingen van materieel belang". Door onzorgvuldige communicatie vergroten we de verwachtingskloof en verwarring over ons vak. Dat neemt niet weg dat er nog een behoorlijke prestatiekloof is waar het beroep mee aan de slag moet.

Albert Bosch

Mijn bezwaar zit niet bij het detecteren (identificeren is overigens in de context van de controle een betere verwoording) van frauderisico’s of de poortwachtersfunctie. So far, so good.
Maar daar stopt de AFM niet. Zie de citaten van de AFM zelf: “fraude […] tijdig signaleren” en “het detecteren van fraude”. Dat gaat een belangrijke stap te ver. Dat is niet een kwestie van mening of interpretatie; dat is feitelijk niet in overeenstemming met de NV COS (welke Standaard je er ook bij pakt). En dat weet of behoort de AFM te weten.

Marcel Pheijffer

Sorry Albert, maar ik kan het niet met je eens zijn.

Wat is er mis met het feit dat de AFM wijst op het belang van adequate detectie , analyse en opvolging van fraude- en continuïteitsrisico’s?

Wat mij betreft niets. Ik schrijf in mijn stuk inhoudelijk hetzelfde: frauderisicoanalyse volgt uit 240, het benoemen ( daar kan je detectie voor opschrijven, wat is daar mis mee) van organisatiespecifieke risico’s is een volgende stap en daaraan consequenties verbinden in de controle is een logische opvolging (net als het opvolgen van fraudesignalen?

En wat is er mis met het benoemen van de poortwachtersrol? Heeft de accountant die dan niet?

En waarom zou de AFM niet het oog hebben op dezelfde piketpaaltjes als ik noem waar ze stellen dat accountants fraude en dreigende faillisementen moeten constateren? Die stelling volgt op hetgeen daarvoor staat: detectie, analyse en opvolging van risico’s. Niets meer en niets minder.

Hoezo verstrekt de AFM stelselmatig verkeerde informatie?

In de BST-podccast werd door deelnemers betoogd dat de sector wil leren. Er wordt niets geleerd uitbee frauderapporten van de AFM - gebaseerd op onderzoeken in dossiers - indien we de discussie voeren op basis van woordjes die woorden uitvergroot in plaats van ze in de context te beschouwen.

Dat brengt het beroep niet verder. Het is remmen op een terrein waarop de sector gas moet geven. Juist dat heeft de AFM fraai verwoord: het in NV Cos 200.5 benoemde doel van de controle is een belofte van accountants aan het maatschappelijk verkeer.

Albert Bosch

En als aanvulling op mijn vorige reactie: in het vandaag gepresenteerde jaarverslag 2024 van de AFM is het volgende te lezen: “Het belang van adequate detectie, analyse en opvolging van fraude- en continuïteitsrisico's neemt toe door verdergaande digitalisering, verduurzaming en internationalisering. Accountantsorganisaties moeten fraude en (dreigende) faillissementen tijdig signaleren en hebben een belangrijke poortwachtersrol.”

Ik kan niet anders concluderen dat de AFM stelselmatig verkeerde informatie verstrekt aan het maatschappelijk verkeer t.a.v. de taak/rol van de controlerend accountant m.b.t. fraude. Dat is om meerdere redenen vervelend. Zo blijft de verwachtingskloof mede in stand. En de AFM doet zo afbreuk aan de uitkomsten van haar eigen onderzoeken, want die zijn blijkbaar (zo kunnen we nu helaas wel stellen) met de verkeerde (fraude)lens uitgevoerd en dus niet meer zuiver. Zo bezien is de slogan ‘scherper op frauderisico’s’ wel toepasselijk, maar anders dan hoe de AFM deze had bedoeld…

Dit alles laat onverlet dat de laatste alinea van deze column wat mij betreft overeind blijft als advies: “Ga gewoon aan het werk, op zoek naar afwijkingen. Toon je daarbij professioneel-kritisch. Maak gedegen frauderisico-analyses. Werk frauderisicofactoren uit. Benoem concrete frauderisico's. Wees alert bij afwijkingen die mogelijk het gevolg zijn van fraude. Verricht meldingen als het moet. Geef desnoods je opdracht terug.”

Albert Bosch

Overall een lezenswaardige column waarvan het de moeite is deze na een paar dagen nog eens te herlezen. Ik reageer (voor nu) op één passage:

“Dat de accountant zich (onder meer) dient te richten op frauderisico's heeft dus ook niets, maar dan ook niets, te maken met 'opsporing' of het spelen van 'detective'. Dit zijn overigens ook geen woorden die door de AFM en/of NBA, noch door ondergetekende worden gehanteerd in relatie tot de rol van de controlerend accountant.”

I.r.t. de AFM merk ik op dat de AFM in de afgelopen jaren enkele uitingen heeft gedaan die doen suggereren dat de accountant wel degelijk een detectieve rol heef. Ik noem 3 voorbeelden:

AFM position paper (2022):
1. AFM position paper (2022): “[…] Controlewerkzaamheden gericht op het detecteren van fraude zijn dan ook een onlosmakelijk onderdeel van de wettelijke controle.
2. AFM Consultatiereactie NBA-handreiking 1153 Frauderisicoanalyse (slotzin): “Hierbij streeft de AFM naar een verhoging van het maatschappelijke vertrouwen in de rol van accountants bij het detecteren van fraude.”
3. En tot slot BST podcast #146 waarin Hanzo van Beusekom letterlijk aangeeft dat de accountant zoals een politieagent is.

Wat ook niet helpt is dat de AFM anno 2025 schrijft over “fraude(risico’s)”. Een frauderisico in de context van een controle is niet het risico op een fraude, maar het risico op een afwijking van materieel belang a.g.v. fraude. De samenvoeging ‘fraude’ en ‘(risico's)’ is daarom hoogst ongelukkig.

De vraag die er wat mij betreft (ook) toe doet is: wanneer leidt een fraude tot een afwijking van materieel belang in de jaarrekening? Gek genoeg is die vraag m.i. naar meer dan 100 jaar nog niet goed beantwoord. Wellicht dat dan ook beter wordt begrepen dat het ontdekken van afwijkingen a.g.v. fraude een andere vertrekpunt heeft dan het ontdekken van fraude.

Arnout van Kempen

Het is slechts nieuws voor wie slecht gelezen heeft. Voor ieder ander was het al lang bekend.

Even contact vooraf had je dat ook kunnen leren. Was het wel minder spannend geworden.

Marco Rooks

Beste Marcel,

Dank voor je heldere uiteenzetting en het benoemen van de piketpaaltjes. Die zijn volgens mij duidelijk, en je zou verwachten dat dit tot weinig discussie hoeft te leiden.

Je eerste piketpaal is hierin een hele belangrijke: ‘zekerheid dat financiële overzichten vrij zijn van materiële afwijkingen’.

Wat mij betreft zou hier nog een piketpaal aan toegevoegd moeten worden: de definitie van afwijkingen zoals verwoord in NV COS 320.2:
"Afwijkingen, met inbegrip van weglatingen, worden als van materieel belang beschouwd indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van de financiële overzichten nemen."

Hierbij spelen niet alleen kwantitatieve, maar ook kwalitatieve aspecten een rol en waar te weinig duidelijkheid over wordt gegeven. De discussie over fraude en de rol van de accountant lijkt veelal verder te gaan dan de materiële afwijking in de financiële verantwoording.

Laten we vooral bij onze kerntaak blijven en focus aanbrengen in onze werkzaamheden. Focus betekent meer aandacht, meer tijd om te blijven kijken, nadenken en te handelen.

Dat neemt uiteraard niet weg dat:

- het accountantsteam professioneel nieuwsgierig moet zijn en blijven;
- bij afwijkingen steeds de vraag gesteld én beantwoord moet worden wat de aard van de afwijking is;
- er bij (een vermoeden van) fraude – mogelijk ook andere wet- en regelgeving van toepassing is waarop de accountant moet handelen.

Eens met je slotsom: laten we vooral aan het werk gaan, nieuwsgierig blijven, en laten zien dat het echt anders kan.

Marcel Pheijffer

Nee hoor Arnout, dat is niet saai. Het is goed nieuws.

Arnout van Kempen

Overigens, ik heb vaker gereageerd op de discussies tussen Marcel Pheijffer en Peter Schimmel door te constateren dat het vooral retoriek was om een schijntegenstelling te creeren, terwijl beide heren het zeldzaam nauwkeurig met elkaar eens waren. Ik zie nu weer hetzelfde gebeuren. Ik heb over de rol van de accountant met betrekking tot fraude echt geen millimeter meningsverschil met wat Marcel hier nu schrijft.

Dat het doen alsof er een grote tegenspraak is helpt om kranten te verkopen snap ik, en ik ben absoluut geen tegenstander van wat extra retoriek om een punt te maken. Ik zal dat zelf ook met alle plezier doen als ik denk dat het helpt.

Maar ik kan feitelijk constateren dat Marcel Pheijffer en ik het volstrekt met elkaar eens zijn. Zoals ik al zo vaak heb geconstateerd. Maar goed, dat is natuurlijk wat saai, dat snap ik.

Alexander Vissers

Beste Marcel Pheijffer, ik heb grote problemen met verwijzingen naar de NVCOS. Dit in verband met het bepaalde in art. 21 Wab, het duplicatieverbod en de omstandigheid dat Nederland de ISA klakkeloos heeft overgenomen zonder zich te realiseren dat een wettelijke controle naar Unierecht een ander normenkader vereist dan de aan de ISA ten grondslag liggende vrijwillige dan wel voorwaardelijke controle. De wet Wta art. 25 schrijft dwingend voor dat het auditkantoor / externe accountant de door de EU goedgekeurde controlestandaarden toepast, daarmee is de bevoegdheid NVCOS voort te schrijven vervallen. Dat de Commissie geen standaarden heeft voorgeschreven doet daar niet aan af. Niet voor niets heeft Duitsland (IDW) de ISA standaarden aangepast aan het Unierecht en deze zijn ook nog eens alleen privaatrechtelijk voorgeschreven. Dan fraude: een accountant komt nooit verder dan een vermoeden van fraude. En de melding naar art. Wta art. 26 lid 2 voor niet-OOB controles is in strijd met het Unierecht waar al een proportionaliteitsafweging is gemaakt en alleen een meldplicht voor OOB controles in de Verordening is opgenomen. Een melding van een vermoeden aan een opsporingsambtenaar is evenzeer ongepast, we zijn geen politiestaat. Niet voor niets is er een FIU dat zonder opsporing onderzoek doet en pas na bevinding eventueel een opsporingsinstantie inschakelt. Een accountant kan en mag niet oordelen over fraude, daarom mag hij alleen controleren of de jaarrekening vrij is van afwijkingen en mag hij in het middel laten of deze het gevolg zijn van fouten of fraude. Mocht hij tijdens zijn controle een gerechtvaardigde verdenking van fraude met materieel belang krijgen dan pas kan een voorwaardelijke meldplicht ontstaan. Nederland slaat de plank mis waar het maar kan, het enige land dat wettelijke controle niet begrijpt.

Arnout van Kempen

Jammer dat Marcel mij gemijmer in de voeten schuift over de poortwachtersrol van de accountant of gezeur over semantiek. Een juirist, een (ex)accountant en hoogleraar zou ik het nut van nauwkeurigheid niet moeten behoeven uit te leggen.

Ik bestrijd op geen enkele manier het belang van de rol van de accountant ten aanzien van fraude. Ik bestrijd wel het vrijblijvende en op niets gefundeerde oprekken van die verantwoordelijkheid richting het domein van het strafrecht.

Maar mooi dat Marcel mijn stuk gelezen heeft en er zoveel energie in wilde steken. Ik heb er alle vertrouwen in dat accountants kunnen lezen en hun eigen opinie kunnen vormen

Ron Heinen

Je schrijft: '...de hedendaagse doelstelling van accountantscontrole ("Het verstrekken van een hoog niveau van zekerheid dat de financiële verantwoording vrij is van afwijking van materieel belang als gevolg van fraude of fouten" (NV COS 200.5))...'

Je kunt hier de onderzoeksvraag uit afleiden: 'Zijn er afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten in de financiële verantwoording ?'

Bij het beluisteren van:

https://open.spotify.com/episode/75Z0aK1wHOanQqVh2DdyoD?si=ffa4b9cf3d7a49eb

zijn mij hierbij de woorden van Tjibbe Bosman bijgebleven wat nodig is bij de beantwoording van deze onderzoeksvraag: creativiteit en specificiteit.

AI-systemen gebruiken bij de beantwoording van deze onderzoeksvraag kunnen goed helpen deze creativiteit en specificiteit te vergroten, zie bijv.:

https://drive.proton.me/urls/SKV5CTBYER#8BruEP8QKPpr

Zoals reeds in een eerdere reactie aangegeven kun je op de link:

https://drive.proton.me/urls/C0HMEF10V8#yd88MPZkYB5a

uitgebreide trainingsdata vinden om de creativiteit en specificiteit te vergroten van het AI-Systeem in de ondersteuning bij het vinden van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten in de financiële verantwoording.

Reageer op dit artikel

Spelregels debat

    Aanmelden nieuwsbrief

    Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

    Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.