FAR

Tijd voor een goed gesprek tussen theorie en praktijk

Waarom bestaat er weinig interactie tussen de accountant in de praktijk en de academici die hun werk onderzoeken? Hoe kunnen we de wetenschap effectief naar de praktijk brengen? En hoe kunnen we de praktijk effectief naar de wetenschap brengen?

Olof Bik en Jan Bouwens

Steven Salterio van Queens University Canada, een kritisch beschouwer van accounting research, schreef (met co-auteurs) recentelijk drie papers over kennisoverdracht tussen wetenschap en praktijk in auditing. Hij heeft zich de afgelopen jaren toegelegd op de vraag waarom er weinig interactie bestaat tussen de accountant in de praktijk en de onderzoekers naar hun werk in die praktijk. Op 5 en 6 juni zal hij op het derde internationale congres van de Foundation for Auditing Research (FAR) het debat opzoeken met accountants in de praktijk en zijn collega-academici. In onze FAR Practice Note lichten we alvast een tipje van de sluier op over waar hij op in zal gaan en hoe hij ons uit zal dagen.

Tijdens de conferentie zullen we vele voorbeelden zien langskomen van hoe de interactie kan worden vormgegeven. Steve Salterio zal de academicus leren waar deze de fout in gaat door niet te communiceren met de praktijk. Er is een grote hoeveelheid aan auditing-onderzoek geproduceerd (Salterio spreekt van 24 duizend artikelen sinds 1970) dat voor een groot deel door de praktijk niet wordt gekend. De praktijk wordt overladen met wetenschappelijk onderzoek dat zij niet kunnen lezen. Dat zou volgens Salterio echter geen reden voor de praktijk moeten zijn om de bevindingen van acadimici te negeren.

Black box

Wat kunnen wetenschap en praktijk van elkaar leren? Waarom is dat van belang? Wat levert die interactie direct al op? FAR-onderzoekers krijgen nu voor het eerst op grote schaal gestructureerd en diepgaand inzicht in de black box van auditing. Tijdens de ontmoetingen tussen de kantoren en de onderzoeksteams en FAR wordt ontdekt en geleerd.

Zo vonden in 2017 gesprekken plaats tussen FAR en de kantoren over welke type van gegevens FAR zou opvragen voor het onderzoek. FAR-onderzoeksgroepen kijken bijvoorbeeld hoe en wanneer opmerkingen van individuele controle-teamleden over het dossier invloed hebben op de werkzaamheden of naar de inhoud van bespreking en "onderhandeling" van audit findings met de gecontroleerde.

Vragen stellen

In dat kader vroegen we aan een van de kantoren hoe zij opmerkingen en besprekingen registreerden. Het antwoord van de controleleider die we spraken luidde: "We registreren dat niet in onze systemen, maar zoals we er nu over spreken zie ik grote voordelen als we ertoe overgaan dat wel te gaan doen. We moeten op dit moment vaak diep graven als we een foutenanalyse uitvoeren. Zo'n vastlegging kan erg helpen om dit proces te verbeteren en te versnellen."

De constatering van de betrokken accountant laten zien hoe zelfs het stellen van vragen door onderzoekers van invloed kan zijn op keuzes die kantoren maken in hun dagelijks werk. Dat heeft aan de kant van de auditfirma’s bijvoorbeeld al geleid tot verrijking van de eigen management-informatiesystemen. Doordat FAR informatie opvraagt, vragen firma's zich af of ze diezelfde informatie niet zelf ook moeten hebben voor hun eigen management van kwaliteit. Zo is het heel goed mogelijk dat informatie die nu nog met de hand moet worden verzameld, over enige tijd soepel uit de centrale systemen te verkrijgen is, en de firma’s ook steeds beter helpt in hun eigen quality assurance.

Praktijk

Tegelijkertijd leren de onderzoekers op deze wijze veel meer over hoe controles in de praktijk werken. Zo stelde een van de onderzoeksteams de vraag of ze de pre- en postaudit overzichten van ongecorrigeerde controleverschillen konden ontvangen, om te ontdekken dat die op z'n minst niet eenvoudig te ontsluiten zijn, en vaak niet in die vorm beschikbaar zijn.

Natuurlijk zet ook dat de firma's aan het denken: zulke gestructureerde inzichten kunnen de value of the audit informeren. Maar het zijn de wetenschappers die heel veel leren van dit soort gesprekken. Deze bevinding is consistent met Salterio, die stelt dat academici een taal spreken die niet veel praktiserende accountants verstaan.

Zo gebruiken academici maatstaven om de kwaliteit van de controle te meten waarin accountants uit de praktijk hun werk niet herkennen. Zo meten academici discretionary accruals, wat onverklaarde afwijkingen van financial statements ziet als kwaliteitskwesties in de controle. Echter, de accountants beweren dat deze uitkomsten niets zeggen over het werk dat zij deden. Als de academicus zo’n maatstaf noemt om kwaliteit te meten, is het onwaarschijnlijk dat deze opmerking enig begrip oproept bij de accountant uit de praktijk.

Oorzaak en gevolg

Kortom, wetenschappers en accountants uit de praktijk kunnen veel van elkaar leren. Een voorbeeld. Een kantoor richt een opdrachtadministratie in die real-time de uitgevoerde controlewerkzaamheden vergelijkt met het controleplan, inclusief urenbesteding. Bij afwijkingen krijgt het controleteam de vraag waarom de afwijking is ontstaan (waar uiteraard goede redenen voor kunnen bestaan).

Nu ziet het team dat na invoering de kwaliteit van de audit is verbeterd. De vraag die de academicus nu stelt is: wat is oorzaak en gevolg? Is de verbetering ook echt toe te schrijven aan de invoering van de opdrachtadministratie?

Hier kan de wetenschap helpen. In de eerste plaats zal de academicus aan het kantoor vragen een deel van de controles met de nieuwe projectadministratie uit te voeren en een deel zonder. Dit stelt de onderzoeker in staat om zeker te stellen dat de verbetering in de kwaliteit van de controle is toe te schrijven aan de invoering van de projectadministratie. Academici beschikken over de nodige technieken om deze relatie ook zeker te stellen. Zou deze dit niet hebben gedaan dan was de kwaliteitsverbetering ten onrechte toegeschreven aan de invoering van het nieuwe systeem. Hier zien we meteen dat beide groepen voordeel hebben bij het onderzoek. Beide willen weten hoe de kwaliteit kan verbeteren - wat mogelijke en daadwerkelijk effectieve verbetermaatregelen zijn.

Wrijving

Helaas zien we weinig terug van interactie tussen de praktijk en onderzoekend accountants. Zo zijn we er zelfs van overtuigd dat er tijdens het FAR congres op 5 en 6 juni sprake zal zijn van het nodige onbegrip en irritatie over en weer tussen academici en accountants uit de praktijk.

We richten ons erop deze wrijving om te zetten in interactie. Zo zullen velen uit de praktijk en uit de academische wereld hun ervaringen met de deelnemers aan het congres delen en ter discussie stellen. Zoals we hierboven schetsen, hebben we daar allemaal voordeel bij. De komende jaren wil de FAR zich inzetten om de interactie tussen de praktijk en de academie verder te versterken. Hopelijk discussieert u die dit nu leest op 5 en 6 juni ook mee. Tot dan!

Prof. dr. Olof Bik RA is directeur van de Accountancy Programma's en professor Behavioral Research in Auditing aan de Nyenrode Business Universiteit. Hij is daarnaast lid van het dagelijks bestuur van de Foundation for Auditing Research (FAR).

Jan Bouwens is hoogleraar accounting UvA en research fellow University of Cambridge.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.