Oud Nieuws (8)

Geheimboekhouden in 1898

Off balance accounting staat sinds de kredietcrisis volop in een kritisch licht. Soortgelijk 'geheimboekhouden' is echter verre van nieuw. Accountants schreven er in 1898 al over.

Na onder meer Jan Bouwens en Amerikaanse regelgevers uitte recentelijk ook oud-minister en oud-bankier Onno Ruding kritiek op off balance-constructies. Deze hebben volgens hem "belangrijk bijgedragen aan de verzwakking van de soliditeit van het bancaire systeem. (...) Ook wordt de transparantie van bankbalansen belemmerd".

Accountants blijven consequent stil, althans publiekelijk. Toch is het thema allerminst nieuw. Zo verscheen in mei 1898 in 'de Accountant' een zeer positieve recensie over het door J. Hagers geschreven boek 'Het Geheimboekhouden'.

De recensent: "Van a-z heb ik met genoegen dit werk gelezen dat eene leemte in onze vaklitteratuur op gelukkige wijze aanvult (...) Candidaten voor de examens in het boekhouden, maar ook patroons, welke het wenschelijk achten een deel van hunne administratie aan de oogen van hun personeel te onttrekken, zullen het boek met succès ter hand nemen."

Zo'n negentig jaar later gaat L.M. van Voorene in een artikel in het Tijdschrift voor Bedrijfsadministratie (januari 1989, later opgenomen in deze bundel) nog eens nader in op dat ‘geheimboekhouden'. Hij citeert onder meer W. Kreukniet, in 1903 oprichter van het met 'de Accountant' concurrerende blad Accountancy. Deze schrijft in 1940 dat "een slordige, onvolledige en onbetrouwbare boekhouding elke betekenis als bedrijfseconomisch instrument mist". Lees voor boekhouding 'jaarverslag' en we zitten weer bij Ruding.

Van Voorene citeert ook de wettelijke regeling anno 1989 over de eisen aan de balans: "...geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het vermogen en zijn samenstelling in actief- en passiefposten op het einde van het boekjaar weer."

De term off balance valt nog niet. Maar op vergelijkbare vormen van verhulling werd al vroeg afwijzend gereageerd. Zo schreef de Commissie Verdam in 1965 een ontwerpjaarverslaggeving, waarin de vorming van stille en geheime reserves als belangrijkste oorzaak van de vertroebeling van het inzicht in het beeld van de jaarrekening werd gezien. Een bewuste uitzondering werd gemaakt voor de bankinstellingen, echter met de aantekening "dat de bedragen die aan deze voorzieningen worden toegevoegd of onttrokken ten laste onderscheidenlijk ten gunste van de winst- en verliesrekening, afzonderlijk worden aangegeven".

Een zeer sterke stellingname is die uit 1967 van prof. drs. G.L. Groeneveld, in Stramien, een bundel opstellen rond de beroepsregels voor accountants. Hij schrijft letterlijk: "Uit het voorafgaande is o.i. de conclusie gerechtvaardigd, dat geheime en stille reserves niet langer aanvaardbaar zijn en niet meer door het begrip goed koopmansgebruik worden gedekt. Wij kunnen - vooralsnog met uitzondering van de speciale positie der banken - de geheime en stille reserves uit het goede koopmansgebruik ecarteren."

Van Voorene noemt aan het eind van zijn artikel nog dertien Nederlandse, Duitse en Amerikaanse voetnoten waarin alles over geheimboekhouding wordt gezegd. Maar hij concludeert nog wel: "...ook in 1989 zijn alle geheimen nog niet uit de boekhoudingen verdwenen".. 

(Met dank aan Jan Weezenberg)

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.